Reis van de held

De reis van de held is allereerst het verhaal van mijn leven, dat zich ontwikkelt door alle ups en downs, uitdagingen en beren op de weg en mijn eigen reacties daarop en keuzes daarin, beïnvloed door mijn zelfbeeld, mijn cultuur, en de relatie met andere mensen, want ‘no man is an island’.

Tegelijk is de reis van de held ook het verhaal van een stukje van mijn leven:  ik ervaar regelmatig ongemakkelijkheden, vervreemding, negativiteit, ervaringen die me ertoe zetten om er iets mee te doen of juist niet en in die situatie te berusten.

Een filmverhaal is een voorbeeld van zo’n stukje leven en kan goed als voorbeeld dienen om je over je eigen ‘reisverhaal’ na te laten denken.

1. Oproep tot avontuur

  • We worden wakker geschud door een ervaring, ontmoeting, gebeurtenis
  • We worden geroepen om op reis te gaan 
  • Ik moeten kiezen: volg ik de oproep of laat ik hem links liggen?

2. Weerstanden overwinnen

  • Van allerlei kanten wordt er aan mij getrokken:
  • Kan ik het wel? Ben ik wel de geschikte persoon,  wie denk ik wel dat ik ben? (zelfbeeld)
  • Kan ik anderen dat aandoen om te vertrekken?
  • Je kunt ons toch niet in de steek laten (relatie met anderen)
  • Zoiets hoort niet; je verraadt je cultuur; je traditie vraagt om een andere houding (cultuur)

3. Onverwachte hulp

  • Ik kom in mezelf krachten tegen die ik niet eerder kende.

  • Die innerlijke krachten helpen me op weg en geven me moed.

  • Er zijn mensen die me willen helpen.

  • Op de een of andere manier voel ik dat ik goed gekozen heb.

4. De grens van het onbekende

  • Ik kom het gevaar tegen, ik bereik het einde van mijn comfortzone
  • Ik moet de duisternis en de angst het hoofd bieden
  • Ik moet moed tonen om het gevaar te kunnen bevechten

5. De weg van de beproeving

  • Ik kijk het gevaar in de ogen
  • Ik ga de confrontatie aan
  • Ik vecht op leven en dood met de duisternis en de angsten, mijn demonen.

6. De overwinning

  • Het gevecht is geleverd, ik ben er levend uitgekomen of ik heb mijn leven gegeven om de demonen tegen te kunnen houden
  • Ik heb de situatie, in fase 1 genoemd, onder de knie, er een positieve draai aan gegeven, mijn roeping gevolgd en voltooid
  • Mijn ego (gevormd door cultuur, traditie en anderen) valt nu samen met mijn innerlijke wezen (Zelf); ik kan mezelf onbevreesd in de spiegel zien.

7. Terugkeer naar de wereld

  • Hoe los ik de botsing met de wereld op?
  • Hoe vertaal ik mijn nieuw verworven inzichten naar de cultuur, waarin ik ben teruggekomen?
  • Hoe breng ik het geleerde over?
  • Kan ik nu zelf ‘helper’ worden voor anderen die een soortgelijke reis gaan maken?

Werken met Volle Maan

Inleiding

Een goed verhaal is nooit weg. Van een goed verhaal pik je het nodige op. Verhalen kunnen je een spiegel voorhouden, je op andere gedachten brengen, antwoorden op je vragen geven of tot nieuwe vragen aan- leiding geven.

Daarom zijn verhalen uitermate geschikt voor levensbeschouwelijke gesprekken. Dat geldt ook voor films. Speelfilms zijn de verhalenvertellers van vandaag. Daarom willen we in dit hoofdstuk aandacht besteden aan de verhouding tussen levensbeschouwing en film. We laten je naar een film kijken vanuit levensbe- schouwelijk perspectief. We zetten dus een levensbeschouwelijke bril op.

Opdracht

Loop in gedachten de films langs die je in je leven gezien hebt.

Kun je voorbeelden geven van een film die

* je aan het denken heeft gezet

* je ontroerd heeft

* je kwaad heeft gemaakt 

* je heeft doen huilen

* je leven veranderd heeft

* je stil heeft gemaakt 

* je geholpen heeft, etc?

Als je op geen van deze vragen een antwoord hebt, kun je dan aangeven wat films dan voor jou betekenen? 

Wat gaan we in deze lessen doen?

a. We gaan naar de film kijken. 

b. Jij schrijft een tekst, gebruikmakend van de opdrachten verderop.

c. We bespreken daarna enkele van deze teksten met de klas.

d. Daarna ga jij met de verwerkingsopdrachten aan de slag.

Volle Maan

Hoewel veel mensen het niet zullen zeggen, zijn we van mening dat Volle Maan een echt levensbeschouwelijke film is. Als een groep jongeren een week samen op een boot doorbrengt, gebeuren er allerlei zaken, die mensen diepgaand kunnen beïnvloeden. Zeker voor jongeren die de middelbare school net achter de rug hebben, speelt de levensvraag ‘Wie ben ik?’ in verhevigde mate.

Je kunt op verschillende manieren naar de film kijken:

a. vanuit de verschillende thema’s die spelen

b. vanuit de verschillende figuren die meedoen

c. vanuit de diverse gebeurtenissen die zich voordoen

Iedere invalshoek zorgt voor levensbeschouwelijke vragen waar jij ook een mening over hebt.

Opdracht 

De afrondingsopdracht begint meteen hier. Als de film even bezig is, kies je één thema uit het schema A op de volgende pagina, één hoofdrolspeler uit lijst B en één gebeurtenis uit C verderop. Daar schrijf je zoveel mogelijk over op en aan het eind van de film krijg je de ruimte om die zaken in fatsoenlijk Nederlands te noteren. Daarna kunnen we erover praten.

A. Vanuit de thema’s

Zetten we het in schema: Wie ben ik?

Toekomst

vriendschap

baan/werken

anders zijn

relatie aangaan

seksualiteit   sekse-rol (ho – he-)

Opdracht 

Kies een van de thema’s hierboven en leg uit hoe de verschillende mensen over dit thema denken en doen. Geef ook enkele opmerkingen weer die je in de film over het thema gehoord hebt.

Noteer vervolgens in enkele zinnen jouw eigen ideeën hierover. Je moet ze voor de klas kunnen vertellen en verde- digen in een gesprek.

B.Vanuit de figuren

We hebben de verschillende figuren:

Ties    Hans   Esmee

Andrea    Gothic (Treesje)  Rick

Robbie    Natasja   Stefan

Opdracht 

a. Noteer bij iedere persoon een omschrijving van zijn of haar karakter.

b. Geef aan hoe sympathiek of onsympathiek je iedere persoon vindt op een schaal van -3 tot +3. Een 0 geven bete- kent dat zhij je niets doet, maar dat lijkt ons sterk.

c. Noteer ook bij iedere persoon een vraag die je die figuur zou willen stellen naar aanleiding van wat zhij doet in de film.

d. Met wie van de figuren zou je best bevriend kunnen zijn en waarom?

C. Vanuitde gebeurtenissen 

Er gebeurt heel wat in de film. Hier volgen de belangrijkste gebeurtenissen. 

* Samen met een groep op vakantie

* Iemand aan boord hebben die niemand echt mag

* Iemand opvrijen en dan weggaan

* Optreden voor een publiek en afgaan 

* Faillissement en een relatie beëindigen

* Vallen voor homo-ervaringen 

* Schijn bedriegt

* Overdosis pillen nemen

* Niet gaan studeren

* Bijna verkracht worden 

* Het loopt allemaal goed af

Opdracht 

Kies een van de gebeurtenissen uit en geef daarover antwoord op de volgende vragen”

a. Waarom kies je deze gebeurtenis? 

b. Wat vind je het belangrijkste dat hier gebeurt?

c. Wat voor gevoel geeft de gebeurtenis je?

d. Welke vragen roept deze gebeurtenis bij je op?

e. Hoe zou jij reageren in deze situatie? Herken je iets van jezelf in de reacties en het gedrag van de personen die in de gebeurtenis aanwezig zijn?

Opdracht 

Als je aan het eind – na alle schrijven en praten – terugkijkt naar de film ‘Volle Maan’, welke levensbeschouwelijke les(sen) kun je er dan uithalen? Leg dat met enkele zinnen en voorbeelden uit de film uit.

Verwerkingsopdracht 1

Het is de bedoeling dat je zelf een film uitkiest. Het moet een film zijn die je iets doet of gedaan heeft. Ten aanzien van deze film maak je een helder en goed leesbaar verslag, waarin de volgende onderdelen uitgebreid aan bod komen. Geen wikipidiaverslag dus!!

* Maak een kort verslag van de film.

Door te beschrijven wat je gezien hebt, zal ook duidelijk worden wat jij belangrijk in de film vindt. Onbelangrijke dingen vergeet je immers meteen.

* Waarom heb je deze film gekozen?

De reden om een film te kiezen kan duidelijk maken wat voor jou belangrijke thema’s in het leven zijn op dit moment. Zou je vroeger misschien een andere film hebben gekozen?

  • Waarom moet je er wel of niet naar toe?Welke mensen zou jij deze film aanraden om er beter van te worden? Voor wie is deze film beslist niet bedoeld? 
  • * Welke keuzes kwam je tegen?

Films zijn meestal interessant omdat mensen voor persoonlijke keuzes komen te staan, die hun leven sterk kunnen beïnvloeden. Welk keuzemomenten in deze film zetten jou aan het denken, omdat je het er wel of niet mee eens bent?

* Welke scènes en personages spreken jou aan?

Zijn er fragmenten die je bijzonder hebben getroffen? Zijn er personages met wie je je kunt vereenzelvigen: zo ben ik ook? Toelichting graag.

* Je persoonlijke commentaar op de film ter afronding.

Verwerkingsopdracht 2 

Kies één personage uit de film ‘Volle Maan’, waar je wat in ziet en beschrijf de volgende tien jaar van deze persoon. Maak in je verslag van minimaal een kantje de volgende zaken duidelijk:

a. Waarom kies je voor deze persoon?

b. Wat maakt de persoon allemaal mee in die tien jaar?

c. Waarom maakt zhij juist deze dingen mee? Heeft dat met het karakter, de opvattingen van die persoon te maken? 

d. Wat heb je met deze persoon, als die echt zou bestaan? Zou het een vriend of vriendin van je kunnen zijn? Delen jullie dezelfde ideeën, waarden, keuzes? Welke?

Afscheid Gerard Strien

Op 21 juli 2016 heeft het Newmancollege afscheid genomen van Gerard Strien, die na 37 jaar vertrok als docent geschiedenis. Ter gelegenheid van zijn vertrek hebben we een groot aantal mensen gevraagd om een artikel(tje) te schrijven voor het liber amicorum. Vele (oud)-docenten, – leerlingen en – medewerkers hebben hierop gereageerd en het resultaat is een boek van 76 pagina’s, waarin de betekenis van Gerard voor het geschiedenisonderwijs op het Newmancollege haarfijn uit de doeken wordt gedaan.

Wie geïnteresseerd is in de bijdragen van deze (oud)-newmannianen, kan het boek als pdf downloaden via de volgende link.

Tien blunders van geniale wetenschappers

[mp_row]

[mp_span col=”12″]

[mp_heading]

[/mp_heading]

[/mp_span]

[/mp_row]

[mp_row]

[mp_span col=”6″]

[mp_text]

Wetenschap moeten we bloedserieus nemen, daar ben ik van overtuigd. Dat sommige wetenschappers zich wel erg bloedserieus nemen en weinig oog hebben voor andere vormen van waarheid zoeken is in de vorige bijdragen wel duidelijk geworden. Het kan nooit kwaad om aan die bloedserieusheid, die we ook bij leerlingen aantreffen als een vorm van eerstetaalarrogantie, wat te knagen. Niet om de poten onder de stoel van de wetenschappers uit te halen, maar om hen opmerkzaam te maken op gepaste bescheidenheid waar het om menselijk handelen gaat. Mijn onvolprezen lijstenfabriek ‘Listverse’ heeft bij monde van Radu Alexander een mooie lijst van tien wetenschappelijke blunders van geniale mensen geproduceerd. Daar komen mensen in voor als Tesla, Edison, Einstein,  Hoyle, Franklin, Hubble, Pauling, Darwin, Galileo en Newton zelfs. Goed lezen en op het gepaste moment in de strijd werpen.

http://listverse.com/2014/07/30/10-scientific-blunders-of-genius-minds/

 

[/mp_text]

[/mp_span]

[mp_span col=”6″]

[mp_row_inner]

[mp_span_inner col=”12″]

[mp_image id=”1330″ size=”large” link_type=”custom_url” link=”#” target=”false” align=”left” margin=”10,10,10,10″]

[/mp_span_inner]

[/mp_row_inner]

[mp_row_inner]

[mp_span_inner col=”12″]

[mp_image id=”1334″ size=”large” link_type=”custom_url” link=”#” target=”false” align=”left” margin=”10,10,10,10″]

[/mp_span_inner]

[/mp_row_inner]

[mp_row_inner]

[mp_span_inner col=”12″]

[mp_image id=”1335″ size=”large” link_type=”custom_url” link=”#” target=”false” align=”left” margin=”10,10,10,10″]

[/mp_span_inner]

[/mp_row_inner]

[/mp_span]

[/mp_row]

Jezus!

Tachtigduizend exemplaren zijn er van gemaakt, een nieuw bedrijf is er voor opgericht. En sinds begin februari 2015 heeft Jezus naast vele andere bekende Nederlanders een eigen glossy.

Het lag in een flinke stapel van een halve meter zichtbaar in de Brunakiosk van station Breda. Toen ik het exemplaar ter afrekening aan de juffrouw gaf, keek ze me op een bepaalde manier aan en vroeg of ik het in een tasje wilde hebben, ook al zag ze dat ik een  rugzak bij me had, waar het gemakkelijk in paste. Toen realiseerde ik me de omwenteling die de afgelopen dertig jaar in Nederland heeft plaats gevonden. Kon je toen alleen maar besmuikt een tijdschrift kopen waar het bloot en de porno van afdroop, als je het nu doet, kraait er geen haan naar. Koop je nu een tijdschrift dat  over een duidelijk religieus figuur gaat, dan moet je het bijna tussen een krant vouwen om meewarige en verbijsterde blikken van omstanders te voorkomen.

In Trouw werd uitgever Peter van Dijk geïnterviewd over het verschijnen van Jezus! “We hebben de glossy bewust niet zelf gemaakt of alleen maar door christenen laten maken – anders was het voorspelbaar en saai geworden. We hebben gewoon de beste mensen gezocht. Arthur Japin is hoofdredacteur geworden. Hij snap Jezus best. In zijn boeken gaat het toch vaak over opoffering, genade en vergeving. Bovendien wilden we de beste mensen in hun vak inschakelen.”

Over christenen die zich aan de glossy ergeren:

“Op de site van de EO is te lezen dat mensen de glossy ‘gruwelijk spottend’ vinden en dat jullie Jezus zijn heiligheid afnemen. “Wie de Bijbel kent, weet dat Jezus dit nooit gewild zou hebben,”schreef iemand. Peter van Dijk:” De glossy is niet bedoeld voor christenen. Als we de glossy wel voor christenen gemaakt hadden gemaakt, dan was er trouwens ook gedoe ontstaan. Christenen hebben soms iets van GeenStijlbezoekers – op internet gaan ze helemaal los.”

Persoonlijk kan ik me niet voorstellen dat iemand zich aan deze glossy geërgerd kan hebben. Er staan een aantal zeer uitgebreide artikelen in over allerlei aspecten die met Jezus – vaak niet het christendom of kerk – te maken hebben. Er staan diverse artikelen van een of twee pagina’s, waarvan ik denk dat die een docent levensbeschouwing kunnen helpen bij zijn uitleg. Ook kom je een aantal uitspraken tegen, die je ook als christen aan het denken zullen zetten.

Een voorbeeld is het artikel van Karel Smouter:“Uniek, maar zwak, daar houden we van.” Ik citeer uit volle overtuiging zijn laatste twee alinea’s:

“We hebben leiders en verlossers die we koesteren vanwege hun menselijke zwaktes. We hebben politici met een zorgplicht. En we hebben een rechtsstaat waarin niet de vergelding, maar de tweede kans centraal staat.

Ik denk dat dit alles slechts kon ontstaan in een land dat eeuwenlang beïnvloed is door het geloof in een God die – volgens de overlevering – mensen dient. Een God die mens is geworden, zoals christenen vieren met Kerstmis. Een God die door een nederlaag het kampioenschap binnensleepte, zoals christenen herdenken met Pasen.

Een God met littekens, zoals Edward Shillito dichtte vanuit de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog: “De andere goden waren sterk, maar u was zwak; zij reden, maar u struikelde naar een troon. Alleen Gods wonden kunnen spreken tot de onze en geen enkele God heeft wonden, behalve u.”

Interessant uitgewerkt zijn zaken als

  • waar heeft Jezus allemaal gelopen met de mogelijkheid om met je smartphone die plekken te ‘zien’;
  • De vrije dagen die we aan Jezus te danken hebben;
  • De Jezustattoes die her en der gemaakt worden;
  • Maria Magdalena en haar relatie met Jezus;
  • Jezus in boeken en brieven;
  • Sporen van Jezus in Nederland:
  • Allerlei jezusafbeeldingen op de gekste plekken, als je ze maar wilt zien:
  • Negen onwaarheden over Jezus;
  • Tegelwijsheden van Jezus;
  • Feiten over de crucifix;
  • Weg van Jezus – positief en negatief
  • 56 keer het laatste avondmaal;
  • Zoek Jezus op de manier van ‘Waar is Wally’.

De glossy Jezus! slaagt erin om op een positieve, niet evangeliserende of moraliserende wijze aandacht te vestigen op het belang van Jezus, ook in een geseculariseerde samenleving.

Mijn eigen motivatie

Het moet mogelijk zijn de motivatie van leerlingen systematisch te verhogen. Maar je ontkomt er niet aan dat soms de twijfel toeslaat. Het verhaal van de studiedag van de VDLG 2015 ging met name over het motiveren van anderen, je leerlingen met name, met wie je in de dagdagelijkse praktijk te maken hebt.

Dan nog zijn er momenten dat ik me heb afgevraagd: waar doe ik het voor? Er zijn altijd wel klassen of groepen bij wie je het gevoel hebt aan een dood paard te moeten sjorren. Er zijn leerlingen die nooit hun mond opendoen, uit verlegenheid, negativiteit of om heel andere redenen. En je ziet niet wat er in de hoofden omgaat, of er wel iets gebeurt met de stof die jij hen aanbiedt. Toetsen, die vooral reproductief van aard zijn, laten dan alleen maar zien of de leerling de avond(en) tevoren voor het proefwerk geleerd heeft. Of zhij er iets mee heeft, erdoor geraakt is, komt dan niet naar voren.

In een dergelijke situatie helpt het dan enorm als je opdrachten hebt, waarbij de leerling dieper in kan gaan op wat hem of haar in deze beweegt. Bij een aantal leerlingen had ik altijd het gevoel dat weinig van wat ik inbracht ook iets bij hen had gedaan. Des te verrassender is het dan om te merken in een reflecterende afrondende opdracht dat ze er wel degelijk mee bezig zijn geweest en dat ze in hun reflectie tot niveaus komen die ik – maar zij waarschijnlijk ook – niet voor mogelijk heb gehouden.

Op mijn oude school wordt in de tweede klas veel aandacht besteed aan de mensen van het boek, jodendom, christendom en islam. Bij de docent heerst dan vaak het gevoel dat zhij het wel belangrijk vindt om aan de orde stellen, maar dat het bij de leerlingen niet echt te merken is. Aan het eind van het jaar vraag je je dan af, of er iets moet veranderen, of jij het wel goed gedaan hebt. En andere brandende vragen.

Aan het eind van klas 3 eindigt de levensbeschouwelijke loopbaan van de mavoleerling en ook zhij krijgt dan de opdracht via de gemaakte opdrachten een eigen portfolio-afronding te schrijven. Als de docent – zoals afgelopen jaar gebeurde – bij best veel leerlingen te lezen krijgt, dat nu een half jaar verder de informatie en opdrachten over de mensen van het boek best geholpen heeft om een ander beeld van die mensen te krijgen en dat terugkijkend de informatie en lessen best  interessant waren, waar ze ook wat aan gehad hebben, dan  weet je als docent weer, dat de werkelijkheid vaak anders is dan ze lijkt. Dan kun je als docent weer verder, wetend dat je op de goede weg bent.

Maar je moet de leerlingen wel de mogelijkheid bieden om op de gelopen levensbeschouwelijke weg te reflecteren. Dat gebeurt in ieder geval als de leerling reflectie-opdrachten krijgt en aan het eind van zijn levensbeschouwelijk leerlingleven zijn eigen portfolio kritisch moet doorlopen om de stand van zaken op te nemen en een evaluatie schrijft van wat hij aan levensbeschouwelijk denken tot stand heeft gebracht.

Ik kan iedereen deze methode van harte aanbevelen.

Studiedag VDLG 2015

De jaarlijkse studiedag van de VDLG had dit jaar als thema ‘Boeien!?” . Ofwel hoe kan ik als docent de leerlingen boeien en motiveren in mijn lessen. Het moet gezegd: het was een boeiende studiedag met een goede inleider en interessante workshops.

Wat me opvalt na een groot aantal studiedagen bezocht te hebben: je wordt enthousiast gemaakt, je vindt een aantal nieuwe aandachtspunten of inzichten en je gaat goedgemutst weer naar huis, in de stellige overtuiging dat er nu iets gaat gebeuren. En als je weer enkele weken bezig bent, kom  je tot de ontdekking dat de studiedag wel weer erg lang geleden is en dat de fris verworven inzichten ondergesneeuwd zijn in de dagelijkse lespraktijk.

Deelnemers aan de studiedag hebben behalve het nodige reclamemateriaal ook het boek van inleider, sorry keynote spreker, Huub Nelis (en Yvonne van Sark) ‘Motivatie binnenstebuiten’ meegekregen. Een vlot geschreven boek, vol met verhalen van jongeren, en met volop aandachtspunten voor de centrale vraag: ‘Hoe kan ik jongeren motiveren en gemotiveerd houden?”

Wie een maand na de studiedag het boek doorgenomen heeft, zal zeker aanknopingspunten voor zijn of haar lespraktijk kunnen vinden.  Belangrijk is om dat in daden om te zetten.

Ik heb een eigen poging gedaan om de vinger aan de pols te blijven houden. Dat doe ik door de tien praktische inzichten om jongeren te helpen gemotiveerd te raken – in het boek aanwezig in de vorm van een folder – om te werken naar een lijst met vragen die ik mezelf op gezette tijden kan stellen om me gefocust te houden.

De tien praktische inzichten zet ik hier onder elkaar, steeds gevolgd door een of meer vragen met betrekking tot dat inzicht.

1. Intrinsieke motivatie kun je niet beïnvloeden.

• Schep ik voorwaarden voor intrinsieke motivatie?

• Bied ik ruimte voor eigen interessen en initiatief?

2. Realiseer je je invloed.

• Weet ik hoe mijn reactie op leerlingen hun manier van werken in mijn klas beïnvloed?

• Betrap ik mezelf op het negatief labelen van leerlingen, wat contraproductief zal werken?

• Benader ik leerlingen op een positieve manier, waardoor wij beiden positieve energie krijgen?

3. Help  jongeren hun motivatie te ontdekken.

• Deel ik met de jongeren wat mij inspireert?

• Laat ik leerlingen op een gelijkwaardige wijze over het vak praten?

• Heb ik nagedacht over de wijze waarop ik mijn passie voor het vak kan overbrengen?

4. Laat jongeren ervaren dat ze groeien.

• Laat ik jongeren ervaren dat ze vooruitgaan?

• Leer ik ze analyseren hoe ze het snelst vooruitkomen?

• Laat ik ze reflecteren op hun leerstrategieën?

• Laat ik hen regelmatig succes ervaren?

5. Geef keuzes en ruimte.

• Daag ik de jongere uit op zijn of haar niveau?

• Krijgen mijn leerlingen regelmatig de kans om eigen keuzes te maken?

• Kan ik de leerling uitdagen door gebruik te maken van competitieve elementen?

• Laat ik jongeren proberen hun eigen prestaties te verbeteren en met zichzelf de competitie aangaan?

6. Zorg voor verbinding.

• Investeer ik in een goede relatie met mijn leerlingen?

• Weet ik wat hen motiveert?

• Weet ik waar ze zich mee bezighouden?

7. Stimuleer een groei mindset.

• Benadruk ik het belang van oefenen voor de leerling?

• Laat ik zien dat ze groei vooral aan zichzelf te danken hebben?

• Laat ik zien dat succesvol zijn in studie e.d meer een marathon dan een sprint is?

8. Bied praktijkervaringen.

• Breng ik de leerlingen in contact met de echte wereld?

• Bied ik hen praktijkopdrachten, extra studiepunten, certificaten?

9. Ken de dromen en interessen van je leerlingen.

• Weet ik waar de interessen en passies van de leerlingen liggen?

• Spreek ik met hen in kleine gesprekjes over waar ze warm voor lopen?

10. Leren hoeft niet altijd leuk te zijn.

• Benoem ik de dingen die nu eenmaal moeten op deze leeftijd?

• Stimuleer ik de jongeren om door te zetten?

• Weten mijn leerlingen waarom ze bepaalde dingen moeten doen?

• Geef ik aan dat sommige dingen pas later hun nut bewijzen?

Met deze vragenlijst in je hand en het boek van de twee auteurs achter je kiezen moet het mogelijk zijn de opbrengst van de studiedag extra te verhogen.

Narthexartikel verslidedoct

Het artikel dat ik schreef voor de laatste aflevering van jaargang 2014 van Narthex bleek zonder noten, dus bronnen, gepubliceerd te zijn. Tegelijk vormde het werk van Nancy Duarte een uitdaging om te zien wat  er met haar slidedocidee mogelijk was. Daarom heb ik de stoute schoenen aangetrokken en van mijn eigen artikel een slidedoc gemaakt.

Het voordeel is dat je software gebruikt die ja al kent (meestal dan toch). Als het goed gaat en je werkt volgens haar opzet, levert het materiaal op, dat vaak attractiever is dan de langere documenten die je doorgaans voorgeschoteld krijgt. Als het om leerlingen zou gaan, zouden ze het materiaal zelf kunnen bekijken, er vragen over kunnen stellen en die mee naar de klas nemen, een soort van flipping classroom, volgens mij.

Ander voordeel is dat je in het materiaal koppelingen kunt opnemen, die verwijzen naar materiaal buiten de slidedoc, zodat de lezer daar een uitstapje naar toe kan nemen als zhij dat nodig vindt.

Nog een voordeel is dat powerpoint- en keynotebestanden snel geconverteerd kunnen worden naar pdf, waardoor een soort boekje ontstaat – de koppelingen blijven werken -, naar een mp4-film – de koppelingen zijn werkloos-, naar een html-pagina, waarbij de koppelingen uiteraard blijven werken of naar afbeeldingen, die weer koppelingloos blijven.

Mijn artikel heb ik op verschillende manieren geconverteerd: naar pdf, html en film. Daarnaast heb ik ook een keynoteversie (ik werk niet voor niets met een Mac), die geconverteerd is naar een powerpoint (pptx)versie. De downloadlinks vind je op de volgende pagina 

Slidedocs

Oudere docenten zoals ikzelf hebben weinig problemen met lange teksten en uitgebreide uitleg. Leerlingen hebben daar meer moeite mee. Jongere docenten eveneens. Het gevolg daarvan is een toename van het aantal powerpoints dat over leerlingen wordt uitgestort. Korte, onaffe zinnen, onder elkaar gezet en voorafgegaan door wat de Amerikanen zo mooi ‘bullets’ noemen. De informatie moet als kogels op de leerlingen afgevuurd worden. Het gevolg is dat de leerling zowel lange teksten niet meer aankan – want dat kost enige moeite – en dat diezelfde leerling powerpointmoe wordt – want de dia’s lijken allemaal op elkaar.

Tot ik  via via het werk van Nancy Duarte tegenkwam. Nancy is eigenaar of anders wel iets hoogs in de Duartefirma, die presentaties levert voor ongeveer alle grote namen in de Amerikaanse bedrijfswereld. Nancy Duarte is ook de auteur van een voor levensbeschouwers razend interessant boek , ‘Resonate’. Daarin laat ze zien dat het onderwerp van de presentatie, het publiek, de eigenlijke held dient te zijn en niet de presentator. Ze sluit aan bij het werk van Joseph Campbell, The Hero’s Journey, waarin hij laat zien dat alle mythologische en heldenverhalen in alle wereldculturen volgens eenzelfde schema zijn opgebouwd. Hij onderscheidt 18 stadia, die de verhalenanalist Chistopher Vogler, schrijver van The Writer’s Journey, teruggebracht heeft tot 12 stadia. Het zijn ook de stadia die je in alle goede romans en films zult tegenkomen.

Hoewel ik het boek van Duarte nog niet helemaal gelezen, maar wel goed gescand heb, durf ik te zeggen dat levensbeschouwelijke lessen en lessencycli heel veel kunnen profiteren van haar werk en inzichten.

Duarte is ook de schrijfster van Slide:ology, waarin ze spreekt over het scheppen van een nieuwe dia-ideologie. Ze roept op om “geen carrière suislide te plegen”, maar de powerpoint bullets en vinkjes door iets beters te vervangen. Ook een kennisname met dit boek door docenten kan voor leerlingen aangenaam werkende presentaties opleveren.

Haar laatste vondst is die van slidedocs. Ze geeft de volgende definitie: “A slidedoc is a document created using presentation software, where visuals and words unite to illustrate one clear point per page. The result is a medium that can be read and digested more quickly than either a document or a presentation. Slidedocs are meant to be printed or distributed and read on screen without the accompaniment of a presenter. “

Zij gebruikt het model van de slidedoc om haar ideeën naar voren te brengen en doet dat in 165 slidedocs. Ze gebruikt gewoon programma’s als Powerpoint of Keynote, die op dit moment op meer dan een miljard computers en tablets geïnstalleerd zijn, maar waar slechts een minimum van de mogelijkheden gebruikt worden.  Belangrijk in onze beeldcultuur is natuurlijk ook de illustratie, waar ze ruim gebruik van maakt. Uit de manier waarop ze de illustraties gebruikt blijkt dat tekst en beeld op elkaar betrokken worden. De een ondersteunt de ander en ze verhelderen elkaar.

Haar slidedoc is te vinden op http://www.duarte.com/slidedocs/.

Waarom levensbeschouwing een partijdig vak is

Levensbeschouwing is een partijdig vak

Bij het afscheid van eveneens weer Jan van Lier is er een liber amicorum verschenen, waarin velen die met Jan gewerkt hebben hun licht op bepaalde aspecten van het vak levensbeschouwing hebben laten schijnen. Mijn bijdrage ging inderdaad over de partijdigheid die het vak levensbeschouwing mijns inziens moet hebben.

Het kan niet zijn dat levensbeschouwing het dominante perspectief bevestigt. Wil je leerlingen helpen autonoom te zijn, dan moet die leerling ook keuzemogelijkheden hebben. Dat betekent dat een docent bereid moet zijn om taboe-onderwerpen aan te pakken en niet daarvoor zijn kop in het zand moet steken. Ik kan me nog goed de negatieve reacties van verschillende kanten herinneren, toen ik van mening was en nog steeds ben, dat een thema als zelfdoding een plaats in het curriculum moet hebben. Leerlingen waren het er niet mee eens, een gesprek met een schoolleider was onvermijdelijk en een moeder schreef een brief aan de rector om dit soort van lessen te weren en meer aan gelukskunde te doen.

In deze zogenaamde postmoderne tijd is de geloofwaardigheid van de grote verhalen verdwenen, zegt men. Maar een verhaal dat voor zoete koek wordt geslikt en dat concrete mensen en de mensheid veel kwaad kan en zal berokkenen is de neo-liberale tijdgeest, die zich onbetwist en arrogant als vanzelfsprekend nieuw groot verhaal presenteert.

Waarom levensbeschouwing een partijdig vak moet zijn, lees je in

http://www.uitgeverijwvandenoever.com/blog/blog/2014/12/levensbeschouwing-is-een-partijdig-vak/

Mijn drie P’s

Mijn drie P’s

In 1997 is mij gevraagd een speech te houden bij het afscheid van Jan van Lier, die als geen ander inspirerend is geweest in de zeventig en tachtiger jaren, zowel als begeleider van trainingen alsook als HKI-man, die de basis heeft gelegd voor een verantwoording van het vak levensbeschouwing, dat toen nog als godsdienst of catechese in de schooltabellen voorkwam.

Ik mocht als werkvloerman mijn zegje doen en heb aangegeven waar het mij in het vak om te doen is. Ik noemde die zaken de drie P’s, namelijk principe, partijdigheid en passie.

De hele tekst is te lezen via http://www.uitgeverijwvandenoever.com/blog/blog/2014/12/afscheid-jan-van-lier/

Gezonde achterdocht

Mijn  schatplichtigheid aan de zogenaamde materialistische bijbellezing kan niet sterk genoeg benadrukt worden. Deze manier van kijken naar verhalen heeft voor een gezonde achterdocht gezorgd, waar ik de rest van mijn levensbeschouwelijke lespraktijk, maar ook daarbuiten veel voordeel van heb gehad. Je kunt het op allerlei manieren zeggen: Woorden zijn nooit neutraal, er is geen waardevrij spreken en denken, er bestaat geen naïef lezen, als de vos de passie preekt, boer, pas op je kippen; wiens brood men eet, diens woord men spreekt. En zo voort.

In dit oude artikel laat ik zien, hoe verschillende posities in de samenleving ertoe leidden dat men een parabel als die van barmhartige Samaritaan op verschillende manieren heeft uitgelegd.

De tekst is te vinden op http://www.uitgeverijwvandenoever.com/blog/blog/2014/12/er-bestaat-geen-naief-lezen/

Wijs geworden?

Jaargang 14 van Narthex, tijdschrift voor levensbeschouwing en educatie, heeft zich op een originele manier met levensbeschouwing beziggehouden.

Nummer 1 heeft als titel: “Wat jongen docenten het vak te bieden hebben”. Aan het woord komen in een aantal interviews en losse bijdragen jonge beginnende docenten die zich een eigen stem dienen te verwerven in het koor dat levensbeschouwing heet.

In nummer 2 heeft een aantal schrijvers, wetenschappers en docenten, zich beziggehouden met de visie die Paul Vermeer een aflevering eerder ontvouwd had. In ‘Meer dan Concepten’ reageren leraren over de uitdaging van de religiewetenschap, die Paul Vermeer ziet als Bezugswissenschaft voor het vak levensbeschouwing.

Nummer 3, “Bouwen aan concepten” is ingeruimd voor de mensen die op verschillende plaatsen de nieuwe docenten opleiden. Ook zij reageren allemaal op een eigen manier op het verhaal van Paul Vermeer in Narthex en later op de studiedag van de VDLG 2014.

De laatste aflevering heeft de redactie “Wijs geworden?” genoemd,met als ondertitel “Van ervaren docenten, de dingen die zij leerden…” Ook daarin een aantal interviews met oudere docenten, waarbij wijselijk vergeten is de leeftijden te vermelden. In ieder geval zijn het allemaal mensen die een groot aantal jaren voor de klas hebben gestaan of dat nog doen.

Mijn eigen bijdrage werd getiteld” Levensbeschouwelijk leren denken en voelen”. Het verzoek om een artikel leverde een mooie kans op om je achteraf nog eens de vraag te stellen, waarom en waarvoor je de dingen hebt gedaan zoals je ze gedaan hebt.  Het werd een boeiende tocht, waarin allerlei stukken in elkaar vielen en de onbewust al opgeloste puzzel ineens scherper naar voren kwam.

Wie wat bewaart, heeft wat, geldt ook hier. In het verleden heb ik op verschillende plaatsen en manieren uitgesproken en uitgewerkt, wat voor mij de kern van het vak levensbeschouwing inhoudt en daarmee kon ik putten uit eigen werk. Mezelf citeren deed me eigenlijk wel deugd. In het verleden heb ik in artikelen soms moeten uitleggen dat ik met de ogen van nu toentertijd verkeerde keuzes heb gemaakt. Een ongemakkelijk gevoel. Wat het vak levensbeschouwing betreft kan ik zeggen dat de bewoordingen die ik ben tegengekomen steeds variaties op hetzelfde thema waren, m.a.w. dat mijn oorspronkelijke gevoel van levensbeschouwelijk onderwijs me nooit verlaten heeft.

Helaas heeft de eindredactie verzuimd de voetnoten mee te laten opnemen, zodat voor de argeloze lezer het bij beweringen blijft. In deze LIA wil ik die nalatigheid corrigeren, zodat men zich een eigen beeld kan vormen.

Mijn verhaal kwam in feite neer op drie constanten die ik in mijn lespraktijk opgemerkt heb:

  • de bevrijdingscatechese
  • De leerling staat principieel centraal
  • Identiteitsontwikkeling

Er bestaat geen naïef lezen

Materialistisch lezen van de bijbel kent verschillende aspecten. Allereerst is er de opvatting, dat een tekst niet losstaat van de sociaal-economische werkelijkheid, waarin die tekst tot stand komt. Voor het evangelie van Lucas wil dat zeggen, dat we onderzoeken binnen welk politiek en economisch milieu dit boek tot stand is gekomen, voor welke mensen het geschreven is en tot welke maatschappelijke klasse de schrijver heeft behoord. Mijn probleem daarbij is, dat ik geen exegeet ben, dat ik niet in staat ben binnen enkele weken een beschrijving te geven van de facetten die hierboven genoemd zijn. Daar komt ook voor de exegeet zelf het probleem bij, dat nogal wat zaken omtrent het evangelie van Lucas niet vaststaan: er zijn verschillen van mening over het tijdstip van ontstaan, over de plaats van ontstaan en over de groep voor wie Lucas heeft geschreven. Over Lucas zelf is ook niet veel bekend.

Stel, dat het goed mogelijk is een economische, politieke en ideologische analyse te geven van het milieu van het Lucasevangelie, dan kan dat een en ander verhelderen. Zo kan het van belang zijn te weten uit wat voor klassen de maatschappij ten tijde van Lucas bestaat. Dan is het mo­ gelijk in het evangelie van Lucas te achterhalen welke klassen er daar voorkomen en op welke manier daarover gesproken wordt. Dat levert gegevens op voor het politiek lezen van Jezus’ boodschap, gezien vanuit de opvattingen van Lucas.

Vragen bij een verhaal

Elders in dit nummer geeft Joop Smit een aantal vragen, die gesteld kunnen worden om verschillende elementen in een verhaal op te sporen. Hij noemt: de figuren, tijd en ruimte, de handeling en de idee van het verhaal. Zo bezig zijnde wordt in ieder geval aan een belangrijk gegeven van de materialistische lezing voldaan: je moet het verhaal nemen in zijn materialiteit, je moet het leven zoals het nu voor ons ligt. Maar voor een materialistische lezing zonder meer mis ik het verder vragen naar de maatschap­pelijke context, waarbinnen het verhaal speelt. Door deze vraag niet uitdrukkelijk te stellen loop je het gevaar, dat het verhaal in de lucht blijft hangen. De structuuranalyse, die hij zich voorstelt, kun je niet loskoppelen van de maat­schappelijke omgeving van het verhaal. Ook mis ik een vraag als: hoe verhouden de figuren zich tot elkaar, niet alleen in het verhaal, maar ook in de sociaal-economische werkelijkheid van die tijd. Wanneer een lezer niet weet, welke rol de priesters en levieten spelen in de joodse samenleving, kan hij ook niets zeggen over het al dan niet verstrekkende gehalte van de tekst. In feite gaat Smit hier wel op in als hij schrijft over ‘Wat er staat (IV)’. Daar geeft hij weer wat de maatschappelijke positie van de priester en de Samaritaan is. Ditzelfde is ook van belang als het gaat om anderen die in het evangelie voorkomen.

Mensen zijn nu eenmaal in een concrete maatschap­ pelijke samenhang geworteld en het verhaal zou een heel andere rol gaan spelen als de rollen in het verhaal omgekeerd waren geweest.

 

Ons lezen is ook bepaald

Behalve de vraag naar de sociaal-economische positie van het evangelie in zijn tijd is voor de materialistische lezing ook belangrijk de vraag naar de sociaal-economische situatie, waarbinnen het verhaal gelezen en uitgelegd wordt. Voortdurend moeten wij ons voor ogen houden, dat ook vandaag een evangelietekst niet ins Blaue hinein wordt gelezen, maar door concrete mensen in concrete situaties. Elke lezing is een politieke lezing, heb ik elders pogen duidelijk te maken 1). Dit voorondersteld zal het ook aannemelijk zijn, dat onze lezing van de bijbel een po­litieke lezing is. Belangrijke taak voor de materialistische lezing is voortdurend kritisch te zijn op de wijze, waarop het evangelie ge-, maar nog vaker misbruikt wordt door te wijzen op het politieke gehalte van de uitspraken die mensen doen.

Een voorbeeld van een lezing, die op verschil­lende manieren maatschappelijke gevolgen heeft, is die van Luther 2).

‘De mens valt in handen van rovers: d.w.z. de eindeloze stoet van mensen die het menselijke geslacht vormt, wordt door de duivel gewond, beroofd en geslagen. Tenslotte laat de duivel deze mens halfdood langs de weg liggen. Wij zijn mensen zonder gerechtigheid en waarheid en halfdood en daarom kunnen we onszelf niet helpen. Eigenlijk “leeft alleen het lichaam, dat alles zoekt, wat het nodig heeft, maar de ziel is dood. De mens is halfdood en maakt zich geen zorgen om hemelse dingen, en toch zijn we ervoor geschapen dat wij op aarde niet alleen aards, maar ook he­ mels zullen leven. Maar de duivel rooft ons het hemelse en laat ons met het aardse zitten. De mens kan zichzelf niet helpen. Dan komen de priesters en de leviet voorbij, d.w.z. de leraars. Maar dan komt tenslotte ook Christus, de Samaritaan, in de wereld. Hij komt naar deze mens toe en doet alles wat de parabel vertelt’. Een stukje verder in deze allegorische uitleg: ‘Vervolgens brengt hij ons naar de herberg, d.w.z. de christelijke kerk: daar laat hij zich dopen en het sacrament ontvangen, daar beveelt hij ons de pastores aan en geeft hun de beide Testamenten, opdat zij de mensen zullen verzorgen in hun “geloof, liefde en geduld’.

Weg zijn in dit verhaal de concrete mensen in hun concrete samenhang. Het gaat ineens over alle mensen, hun dode zielen en de duivel. Wat Luther doet is zijn eigen godsdienstige opvattingen teruglezen in de tekst. Het tot tweemaal toe herhaalde ‘de mens kan zichzelf niet helpen’ wijst heel duidelijk in de richting van zijn opvatting, dat de mens alleen door de genade Gods gered kan worden. Deze opvatting kan er maatschappelijk toe leiden, dat mensen passief worden, zich niet wensen in te zetten voor concrete veranderingen e.d. Het verhaal wordt geheel allegorisch opgepakt, komt in een geestelijke sfeer terecht en laat Christus al het werk doen. Het is Christus die ons redt door zijn kruisoffer van de valsigheden van de duivel. Nergens wordt meer gerept over datgene wat de Samaritaan doet. Jezus wordt zo plaatsvervangend gezien, het accent van de parabel verschuift en wordt afleidingsmanoeuvre. Het gaat om het handelen van Christus, de concrete mens komt er steeds verder vanaf te staan. Het toppunt van inlegkunde is de vergelijking van de herberg met de christelijke kerk. Dat ontneemt de angel volkomen aan het venijn, dat de parabel toch nog steeds in zich draagt. Wie de positie van de. priester en leviet maatschappelijk en politiek ziet, weet dat hier sprake is van de aloude tegenstelling tussen de priester en de profeet, de cultus en de gerechtigheid. De priester heeft, zoals Joop Smit zegt, belangrijker dingen te doen: hij moet offeren en kan dus volgens de reinheidswetten niet in aanraking met bloed of dode komen. En geloof maar, dat de gewonde langs de weg gebloed zal hebben!

Het verwijzen van Luther naar de herberg als de christelijke kerk is dan ook het tegendeel beweren van wat de parabel zou kunnen zeggen. Op deze manier wordt de parabel gebruikt ter rechtvaardiging van bepaalde zaken, die er helemaal niet in te lezen zijn.

Op deze wijze jezelf rekenschap geven van hetgeen er politiek en maatschappelijk meespeelt in de uitleg van iemand, kan zeer verhelderend werken en met name valse rechtvaardigingen doen opsporen. Luther is nog een aardige jongen vergeleken bij de dominees en priesters, die in de eerste wereldoorlog hun ‘volkse preken’ hielden: zij zagen in de barmhartige Samaritaan dikwijls de soldaten aan het front, die het vaderland – gevallen in de handen van Engelse, Russische en Franse roversbenden- redden, terwijl priester en leviet (d.w.z. pacifisten) voorbijgingen.

Een geweldig toneelstuk in drie bedrijven

Een andere lezing – even politiek als die van Luther – heeft Jean Cardonnel, een strijdbare Franse dominicaan gegeven 3):’Het wezenlijke verschil tussen de Samaritaan, de gewone man, de man uit het volk, en de priesters, economen, psychologen en machts- en gezagsdeskundigen ligt hierin, dat de eerstgenoemde geen religie, leer of nauwkeurige terreinverkenning nodig heeft om lief te kunnen hebben en om solidair te zijn. De parabel van die man uit Samaria, die man zonder vooraf vereist geloof en zonder godsdienstige voorgeschiedenis, heeft de opbouw van een geweldig toneelstuk in drie bedrijven. Het eerste bedrijf begint met de aankomst van de rovers. Het beeldt een naakt feit uit, n.l. dat geweld het weefsel van de geschiedenis is’.

Het eerste bedrijf van de parabel van de Samaritaan voert heel de geschiedenis of liever gezegd de voorgeschiedenis die zich in het teken van het geweld afspeelt ten tonele. In alle fabrieken ter wereld wordt de mens massaal geweld aangedaan. Het loonstelsel en daarmee medeplichtig de school en het gezin als kiemcel en grondeenheid van een samenleving, die geheel rond de productie is gebouwd, vormt de grimmige herleiding van de mens tot wat nodig is voor zijn onmiddellijke lijfsbehoud. Met een pakkende samenvatting tekent de bisschop van het Franse Atrecht, mgr. Huyghe aan: ‘Geen enkele arbeider is zeker van zijn werk. Hij kan onmiddellijk worden ontslagen, zonder enige mogelijkheid van beroep en om welk motief dan ook. Nog voor hij wordt aangenomen wordt hij gedwongen heel zijn leven op te biechten en zijn overtuigingen bekend te maken. En hij kan worden ontslagen om redenen die zijn geweten aangaan.

Sommigen beweren dat er op dit ogenblik geen klassen meer bestaan. Anderen betreuren de klassenstrijd. Ik voor mij stel vast, dat er tenminste twee klassen van mensen bestaan: de mensen die vragen om werk dat zij van vandaag op morgen kunnen verliezen, en de mensen die de absolute macht bezitten anderen te ontslaan’.

Het tweede bedrijf van de parabel bestaat In het stiekem voorbijgaan van de priester en de leviet, en met hen van allen, die zich afkeren van de ene echte werkelijkheid: de kreet van de verdrukte mens, die slachtoffer is van de geschiedenis van geweld. Een actueel voorbeeld geeft Yvonne Keuls in haar ontroerend boek Jan Rap en zijn Maat. Zij heeft op zich genomen om bij een groot bedrijf tweeduizend gulden los te peuteren, die voor het opvangcentrum, waar zij werkt, nodig zijn. Ze neemt een cliënt mee, Klaasje, een zestienjarige jongen, die alle vertrouwen in zijn medemensen heeft verloren na een aantal kindertehuisjaren en een scène met zijn pleegmoeder, die hem wegens tabaksgebruik een klap met de hondenriem over zijn gezicht geeft en hem dwingt het pakje shag op te eten. ‘Een hoge Piet van het eerste bedrijf dat ik wilde bezoeken had zich bereid verklaard mij om twee uur te ontvangen. Hij bleek best een aardige man. Hij liet mij praten en praten, vroeg eens wat, luisterde weer en schudde af en toe zijn hoofd over zoveel ellende en kwam dadelijk tot de conclusie, dat wij daar met zijn allen een stelletje idealistische idioten moesten zijn, on­ gevaarlijk zolang hij ons op een afstand kon houden. De beste methode daartoe leek hem het schenken van die tweeduizend gulden. ‘Dank u wel, meneer’ zei ik, ‘en dan is er nog iets’. Hij fronste meteen zijn wenkbrauwen, want hij vond mij maar knap lastig worden. Ik legde hem het geval Klaasje uit en toen werd die aardige man opeens een heel nare man. Die tweeduizend gulden okee, ze gaven wel meer geld aan goede doelen, bovendien…fiscaal nietwaar…maar een opleiding en de verantwoording dragen over zo’n jongen, die toch uiteindelijk… nietwaar… hij is toch in alles mislukt…nee, daar begon hij niet aan. Zo’n jongen kon bovendien de hele boel opruien en dat konden ze daar helemaal niet hebben’. Met andere woorden, kapitaal gaat nog steeds boven kansen voor kapotte mensen.

Dan begint voor Cardonnel het derde bedrijf. Nu de fatsoenlijke mensen het erbij hebben laten liggen, is het de beurt van de Naastenliefde om op het toneel te komen. Maar de man uit Samaria, de Naastenliefde, komt pas nà de strijd. De ellende van Caritas, Rode Kruis, Katholieke Hulp en dergelijke is dat zij zich niet om de oorzaken bekommeren. Verzorg en houd je mond. Hetzelfde wat ook tegen Yvonne Keuls wordt gezegd. Cardonnel: ‘Daarom stel ik de enige echte vraag: wat gebeurt er als de Naastenliefde niet na maar tijdens het gevecht aankomt? Mijn poging tot omkeer in Christus zal me ertoe brengen de vraag radicaal om te draaien: als ik er niet heenga wat zal er dan met hèm gebeuren, ja zelfs, als ik er niet heenga, wat zal er dan met mij gebeuren?’

De laatste vraag van Jezus wordt anders gesteld dan wij zouden verwachten gezien de vraag van de schriftgeleerde: wie is mijn naaste? Niet, wie van de drie in de gewonde de naaste heeft gezien die geholpen moet worden. Nee, hij vraagt, wie zich de naaste heeft gemaakt van de onbekende. Het gaat om een handeling van mezelf, een concrete actie in een concrete situatie.

De kracht van de interpretatie van Cardonnel, die zonder meer een ‘materialistische’ interpretatie genoemd mag worden, ligt in het feit, dat hij bij zijn uitleg de sociaal- economische horizon niet uit het oog verliest. Het gaat er Jezus niet om – zoals ook Joop Smit opmerkt – een vroom Rode Kruisverhaal te vertellen, maar een verhaal, dat de maatschappelijke opvattingen van zijn dagen radicaal omkeert. Dat weet je als je weet hebt van de maatschappelijke posities van de hoofdfiguren in het’ drama. Het is dan ook niet meer dan terecht, dat je bij een actualisatie naar vandaag  toe eveneens rekening houdt met de sociaal-economische werkelijkheid waarin we leven.

Niet de theorie, maar de praxis bevrijdt

De Italiaanse theoloog Giorgio Girardet heeft in een boekje over het evangelie van Lucas, het evangelie van de bevrijding, Jezus’ handelen in dit verband politiek-maatschappelijk geplaatst. Het gaat volgens hem om een concreet verhaal, waarmee Jezus zegt: ‘Jullie doctoren van de wet, priesters en mannen van de kerk, kunnen niet begrijpen wat de liefde tot de naaste is, de solidariteit, die je als mens verschuldigd bent tegenover anderen, omdat jullie maatschappelijke positie, jullie klassenpositie je oordeel verduistert en verhindert in de ander je naaste te zien. Maar de Samaritaan, juist omdat hij behoort tot een vervloekt en afgescheiden ras, juist omdat hij maatschappelijk lager staat dan de joden, die aan de Romeinen onderworpen waren, is in staat de situatie te begrijpen van de man die op straat is achtergelaten. Hij hoeft ook niet bang te zijn zich te verontreinigen, hij is al onrein, hij staat al buiten de maatschappij’.

Jezus theoretiseert niet: hij vertelt verhalen, hij maakt het concreet. Het is niet de theorie die de mens bevrijdt, maar een praxis, die ingebed ligt in een keuze die het hele leven betreft.

Zolang de Nederlandse christen niet in de gaten heeft hoezeer machtsfactoren vanuit de economie en politiek zijn handelen en denken, en dus ook zijn denken over de bijbel bepalen, zal het moeilijk blijven gevoelig te worden voor de politieke lezing van de barmhartige Samaritaan. Geen partijpolitieke lezing, maar een lezing, die rekening houdt met het verweven zijn van ons denken met machtsstructuren. De eerste pastor of catecheet in een middenstandswijk, die op goede gronden in de vakbeweging een moderne versie van de barmhartige Samaritaan ziet, moet ik helaas nog tegenkomen. Hij is meteen verdacht, verdacht in de ogen van de machthebbers, die zich nog steeds comfortabel voelen in hun christelijk jasje. Of hij verdacht zou zijn bij de mensen, die geen machthebber zijn, is niet van belang.

Immers, wiens brood men eet, diens woord men spreekt, die harde volkswaarheid geldt ook voor de Nederlandse kerk en de manier waarop ze nog steeds met het proletenboek, dat de bijbel is, omgaat.

 

Noten:

1. Hoe politiek is het evangelie? Ecclesia, tijdschrift voor kerkelijk groepswerk, 32e jaargang, nr.2, De Horstink, Amersfoort, 1977.

2. Dr.J.G.B.Jansen, De barmhartige Samaritaan in rovershanden? Apeldoorn 1974. In dit boekje vindt de lezer 25 interpretatiemodellen van de parabel van de barmhartige Samaritaan.

3. Dr.J.G.B.Jansen, a.w., pg.219-225.

Uit: School en Godsdienst 33(1979)1, 8-11. De materialistische bijbelbenadering kan mogelijkheden bieden voor een nieuw gebruik van de bijbel binnen de bevrijdingskatechese. In dit artikel laat de schrijver zien hoe je b.v. de parabel van de barmhartige Samaritaan politiek kunt lezen als een verhaal van onze tijd.