Maandelijks archief: april 2013

Hoe nu verder?

Meerdere mensen hebben me afgelopen maanden gefeliciteerd met het behalen van de pensioengerechtigde leeftijd en spraken de verwachting uit dat het leven als levensbeschouwer er nu wel definitief op zou zetten, want “je bent toch wel aan iets anders toe.”
Dergelijke opmerkingen brachten me ertoe nog eens goed na te denken over de rol die levensbeschouwing en onderwijs in mijn verdere leven zouden kunnen of mogen spelen.
Mijn conclusie is dat het nog veel te leuk is om het levensbeschouwelijke veld achter me te laten. Ik zie voor mezelf nog verschillende mogelijkheden:
• Voortzetten van LIA, zolang er nog stof is om door te geven aan collega’s en ik het gevoel heb nog niet helemaal vervreemd te zijn van de levensbeschouwelijke werkvloer.
• Blijven overleggen met de collega’s van mijn oude sectie en proberen bij te dragen aan het up-to-date-houden van het materiaal dat we afgelopen jaren ontwikkeld hebben.
• Blijven zoeken naar mogelijkheden om de moderne media een plaats te geven in het curriculum en tegelijk in het curriculum aandacht doen besteden aan de impact die deze media ethisch en levensbeschouwelijk op ons mensen kan hebben.
• Belangrijke levensbeschouwelijke onderwerpen vertalen naar een e-learningmodule, waarbij het gedrukte lesmateriaal deels opgenomen, deels ondersteund wordt door interactieve elementen
• Schrijven van lesmateriaal, dat ik belangrijk vind voor het vak en waar niet zo veel over te vinden is.
• Uitwerken van een brochure/boekje over zowel het levensbeschouwelijk dagboek als het levensbeschouwelijk portfolio.
• Uiteraard ben ik ook graag bereid collega’s die met bepaalde vragen zitten te helpen.
7-7-2012

Wie wordt er nu nog leraar?

Wie in de Nederlandse en ook buitenlandse literatuur een onderzoek doet naar het beeld van de leraar en dat voor waar aanneemt, zal zijn kinderen nooit of te nimmer adviseren het leraarspad te betreden. Hoewel ik weet dat het gros van onze leerlingen die literatuur nooit gelezen heeft, hebben ze toch dezelfde ideeën over de mensen die voor in hun klas staan.

Een van de door leerlingen meest gestelde vragen tijdens werkweken, uitwisselingen en mentorgesprekken was: “Waarom bent u toch leraar geworden?” De manier waarop de vraag gesteld wordt doet vermoeden, dat dezelfde manier ook gebruikt zou worden als een prostituee de vraag “Hoe bent u in dit beroep terechtgekomen?” voorgelegd krijgt.
De meewarige blik van de vragensteller verraadt dat – wat het antwoord ook zal zijn- hij of zij er eigenlijk al van overtuigd is dat ik een verschrikkelijke keuze in mijn leven gemaakt heb, die eigenlijk meteen teruggedraaid zou moeten worden.

Ik moet dan eerst eerlijk bekennen, dat ik geen leraar wilde worden. Tot mijn 12e was ik ervan overtuigd dierenarts te kunnen worden. Toen bleek dat de exacte vakken voor mij altijd een gesloten boek zouden blijven, moest ik mijn toekomstplannen bijstellen. Later op de middelbare school kwam ik op het idee psycholoog te worden. Omdat ik vrij snel na mijn eindexamen in militaire dienst ging, had ik twee jaar de tijd om te besluiten theologie te gaan studeren.

Ik ben het onderwijs ingerold en ben er bijna 40 jaar gebleven. In die tijd heb ik gedroomd over een correspondentschap voor de Volkskrant in Rome, een friettent in Florence, maar het is gelukkig bij dromen gebleven, want ik zou doodongelukkig zijn geworden. Eenmaal heb ik naar een andere beleidsbepalende functie in het onderwijs gesolliciteerd, maar aanbeland in de laatste ronde was het eerste wat ik dacht: “Ik ga die rotjong veel te veel missen.”

Zou ik 39 jaar terug in de tijd gezet worden, dan zou ik geen andere keuze gemaakt hebben.
Het heeft iets met de magie van de jeugd te maken: jaarlijks komen enkele honderden onbevangen kinderen de Verviersstraat binnen en je ziet ze in vier tot zes jaar zich ontwikkelen tot halve tot hele volwassenen. Het is een proces dat voor iedereen anders verloopt, grote hoogten en diepe dalen kent, maar meestal gekenmerkt wordt door een grenzeloos optimisme. Het is waar wat men zegt: de dagelijkse omgang met jongeren houdt jou ook jong. Het verveelt nooit, is elke dag anders en vraagt om voortdurende creativiteit en aanpassingsvermogen.

In die 39 jaar heb ik jaarlijks een rolletje mogen spelen in het leven van bijna 500 mensen, die volop in beweging zijn naar volwassenheid. Velen van hen zouden nooit bereikt hebben wat ze nu zijn, als ze niet door betrokken docenten uitgedaagd, opgezweept of gedwongen waren prestaties te leveren, waar ze nu de mooie vruchten van plukken. Talloze volwassenen hebben het aan de vasthoudendheid van hun docenten te danken dat ze een diploma gehaald hebben, niet aan hun eigen gebrek aan inzet. Duizenden mensen zijn hun docenten die ze destijds verwenst, verketterd en gehaat hebben, dankbaar dat zij zijn blijven geloven in het talent van hun leerlingen, waardoor ze hebben kunnen uitgroeien tot mensen die morgen beter zijn dan gisteren. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Maar wat vaststaat is dat de Nederlandse docenten aanzienlijk aan de emotionele, intellectuele en geestelijke ontwikkeling van hun leerlingen hebben bijgedragen, ondanks alle mogelijk gerechtvaardigde kritiek op ons onderwijs. Ik ben blij en trots dat ik daar deel van heb mogen uitmaken.

Ik wens alle Newmancollega’s toe dat ze deze beroepstrots nooit zullen verliezen en dat hun leerlingen hun Newmantijd zullen koesteren als een waardevolle herinnering.
Gepubliceerd in De Keten, juni 2012

Zingeving is net zo belangrijk als ademhalen

Bij het afscheid van Frank Koerselman als hoogleraar psychiatrie had Edwin Kreulen een interview met hem in Trouw van 1 juni 2012. Daarin doet de psychiater een aantal behartenswaardige uitspraken over zingeving, depressie en psychiatrie die in mijn ogen het belang van ons vak nog eens onderstrepen.

Toen de bovenbouw van de middelbare school veranderd werd in Tweede Fase, verschenen er voor alle vakken dikke brochures, waarin de deskundigen de eindtermen geformuleerd hadden voor hun vak. In een poging om te onderzoeken waar er dwarsverbanden gelegd konden worden tussen het vak levensbeschouwing en andere vakken in de Tweede Fase ben ik een reis langs de eindtermen van de vakken van de Tweede Fase begonnen. Omdat ik er van uit ga dat zingeving en het denken daarover een belangrijk, zo niet het belangrijkste element van ons vak is en ik vermoedde dat een vak als filosofie daar ook mee bezig zou kunnen zijn, heb ik me ook op de eindtermen van filosofie gestort. Groot was mijn verbazing, vervolgens verbijstering, toen ik merkte dat in het hele document van vele tientallen pagina’s het woord zingeving niet voorkwam. Voor mij toentertijd een duidelijk argument waarom levensbeschouwing niet tot filosofie herleid en zeker niet erdoor vervangen kan worden.

In het interview met Koerselman komt zijn visie op zingeving en de bijdrage daaraan aan een goed menselijk leven duidelijk naar voren. Ik neem de volgende citaten graag over:

“Veertig jaar geleden had je in de Duitse psychiatrische literatuur een mooi onderscheid tussen drie niveaus van gevoelens dat helaas vergeten is. Het begint met de vitale gevoelens, die bij iedereen min of meer hetzelfde zijn. Die hebben voornamelijk betrekking op lichamelijke lust en onlust. Dan zijn er de ‘personale’ emoties, die iets zeggen over je eigen geschiedenis, waar je vandaan komt en wat je meemaakt met anderen. Bijvoorbeeld angst voor liefdesverlies, de behoefte om erkend te worden, schuld of schaamte. Maar daarboven zijn er ook nog de existentiële emoties. Op dat niveau neem je afstand, stap je als het ware uit het gevoel van dat moment, ben je er toeschouwer van. Dat is de kern van zowel geluk als lijden.

“Neem de ouder die het altijd maar druk heeft met kinderen en dan ineens naar een kind kijkt en een geluksmoment heeft. Dat plotselinge gevoel: “dit is niet vanzelfsprekend; dit is een wonder.” Dat plaatst de dagelijkse beslommeringen opeens in een groter verband. Geeft er als het ware zin aan. Zo is het ook met met negatieve gevoelens. Pijn is een vitaal gevoel, de angst om anderen tot last te zijn is ‘personaal’. Mensen lijden als ze daar geen zin aan kunnen geven. Het existentiële gevoel dat iets positiefs een geschenk kan zijn heeft als keerzijde dat iets negatiefs een opdracht kan zijn. Dergelijke gevoelens gaan over zingeving. De een staat er gemakkelijker voor open dan de ander.”

“De meeste somberheid ontstaat doordat men geen betekenis kan geven aan het leven dat men leidt. Ik denk dat we daar in de psychiatrie te weinig oog voor hebben gehad. Als ik vraag aan iemand die depressief is, wat hij mist, zie je vaak hoe dat raakt. Zo’n vraag stellen we te weinig.”

“De uitbreiding van de zorgvraag heeft ook te maken met culturele veranderingen. Mensen accepteren het lijden niet meer. Ze kunnen er geen doel aan geven. Vroeger verloor een soldaat zijn been voor het vaderland, dat gaf zin en erkenning. Ik denk niet dat een militair in Afghanistan dat nu zo nog ervaart. Als vroeger een vrouw haar pasgeboren kind verloor, zei de geestelijke ‘dat is Gods wil’. Daarover worden we nu heel boos. Hoe durfde hij dat te zeggen. Was dat dan een straf die deze vrouw had verdiend? Maar wat die geestelijke eigenlijk bedoelde te zeggen was: ‘dit is onderdeel van het grotere geheel.’ Dat kan juist troost geven. Dat hebben we nu niet meer.”

“We menen nu recht te hebben op zo min mogelijk lijden. Het idee dat je leeft ‘for better en for worse’. Je trouwt tegenwoordig alleen ‘for better’ ans het ‘worse’ wordt, ga je scheiden. Je leeft ‘for better’ en als het ‘worse’ wordt, wil je dood. Dat het nu eenmaal zo gelopen is, dat kunnen we maar moeilijk accepteren. Dan word je verbitterd als je niet meer kunt lopen, in plaats van je te verdiepen in de vraag wat de beste rolstoel is.”

“Ik zie dat ook in de psychiatrie: uitzichtloos is het vooral voor mensen die maar niet kunnen accepteren wat hun is aangedaan door een ander of door het lot. Ze voelen zich miskend en zien niet dat ze door die houding situaties oproepen die dat weer bevestigen. Die hang naar slachtofferschap zie ke ook in de cultuur terug. En we beseffen niet – wat ik al eerder zei – dat het leven niet vanzelfsprekend is. Dat het wel een geschenk als een opdracht is.
Dat je wanneer het einde daar is, kunt zeggen: het is volbracht. Dat is overigens wel heel mooi weergegeven in het passieverhaal. Als Jezus zegt “Mijn God, waarom hebt u mij verlaten?” kan hij aan zijn pijn geen enkele zin meer geven. Dat is het echte lijden, veel erger dan de kruisiging zelf. Maar als hij later kan zeggen “Het is volbracht”, dan zijn context en betekenis terug. Dan krijgt het allemaal weer zin. Of je nou gelovig bent of niet, voor mij is de kern dat je het leven ziet als geschenk en je opdracht waard probeert te zijn.”

Een fake Facebook

Collega Joost de Wild is afgelopen jaar aan de slag gegaan met de nieuwe media. Hoe kan ik leerlingen ertoe brengen het materiaal dat we hen aanreiken zo actief mogelijk te gebruiken, was zijn didactische vraag. Hij verkende Hyves, maar merkte dat men daar niet zat te wachten op educatieve accounts. Zijn zoektocht door het oerwoud, dat het world wide web is, bracht hem tot een webstek, die je de mogelijkheid biedt een surrogaat facebookaccount op te zetten.
De leerlingen kregen de opdracht om een Mozesaccount aan te maken, zodat zij aan de slag konden om het materiaal dat ze aangeboden krijgen in Te Denken Geven 2 onderbouw in facebookformaat te verwerken.
De opdracht luidde als volgt:
We zijn de afgelopen lessen bezig geweest met het leven van Mozes, jullie hebben een film gezien over zijn leven en hebben daar aantekeningen bij gemaakt. Deze aantekeningen hebben jullie nodig voor de afsluitende opdracht bij Grondleggers: Mozes
Afsluitende opdracht
In de tijd van Mozes hadden ze nog geen computers en televisies. Laat staan dat iedereen een Hyves- of Facebook-profiel had en een Twitter account. Voor de afsluitende opdracht gaan we daar toch iets mee doen.
Wat is de bedoeling? Jullie gaan in tweetallen een facebookprofiel voor Mozes maken en vormgeven.
Stel je voor dat ze in de tijd van Mozes wel Facebook hadden, hoe zou zijn profiel er dan uit hebben gezien en wat zou hij er op gepost hebben? Hier gaan jullie mee aan de slag.
De berichten die jullie op de namaakfacebookpagina gaan plaatsen komen van de aantekeningen die jullie bij de vorige opdracht gemaakt hebben. Probeer ze wel zo aan te passen dat het op een echt facebookbericht lijkt. Denk ook goed na in welke tijdsvolgorde jullie ze plaatsen, ze moeten wel kloppen met de manier waarop alles gebeurd is.

De komende twee lessen krijgen jullie de tijd om een profiel aan te maken en daarbij moet je op de volgende zaken letten:
De profielgegevens moeten allemaal met Mozes te maken hebben (dus hoe zou Mozes deze gegevens invullen)
Zorg ook voor foto’s en afbeeldingen die met Mozes te maken hebben
De inhoud moet bestaan uit een aantal berichten waarin Mozes aan zijn vrienden wil laten weten wat hij doet (de WWW’s). Wat komt er in die berichten te staan? De belangrijke momenten die Mozes in zijn leven heeft meegemaakt. Dus de punten die jullie bij de vorige opdracht hebben genoteerd naar aanleiding van de film “The Prince of Egypt”.
Jullie kunnen de pagina ook qua uiterlijk helemaal aanpassen aan hoe jullie denken dat Mozes hem eruit zou laten zien.

De opdracht wordt via It’s Learning ingeleverd op de volgende manier:
Je zorgt dat de profielpagina openbaar is en zodat iedereen hem kan bekijken
Jullie leveren op It’s Learning beiden de link van de pagina in onder de opdracht [Mozes] en dat doe je door een Word document te uploaden met daarin de link opgenomen.

De opdracht wordt beoordeeld op de volgende punten:
Uiterlijk, zie de Hyve er aantrekkelijk uit?
Inhoud, hoe zit het met de profielinformatie, berichten, afbeeldingen etc.?
Teamwork, hebben beide leden even hard gewerkt aan de opdracht?

Enkele voorbeelden uit de klassen van Joost:
http://thewallmachine.com/bRW8dU.html
http://thewallmachine.com/sHVTjt.html
http://thewallmachine.com/X86a4P.html

De website kun je vinden met de volgende url:
http://thewallmachine.com/

Dagelijks leven

Het dagelijks leven spreekt bij iedereen voor zich. Je staat op, doet je ding, eet en gaat weer slapen. Je denkt er niet echt bij na, althans ik denk er niet bij na. Ik neem het leven zoals het komt en voor mij komt er altijd een morgen. Maar wat als die morgen nou eens niet komt? Daar ben ik de afgelopen weken ineens achter gekomen. Ik ben erachter gekomen dat het leven in één seconde afgelopen kan zijn. In een klap was de dood dichterbij als ooit te voren.

De afgelopen week is er een meisje doodgegaan, Zoë. Ik kende haar niet heel goed maar had weleens met haar gepraat en ze was een vriendin van veel mensen die ik kende. Het ene jaar praatte ik, stelde ik me voor en praatte ik met haar. Het andere jaar zie ineens overal RIP Zoë verschijnen. Ik vind dat shockerend, maar tegelijkertijd ook een reality-check. Want hetzelfde had met mij of met iemand waar ik om geef kunnen gebeuren. Zomaar, dan ben je er niet meer terwijl je nog een heel leven voor je had. Je hebt niet de dingen gedaan die je nog wilde doen, en je hebt veel te kort geleefd. Met die gedachte in mijn achterhoofd ben ik eens gaan nadenken. Welke dingen moet ik nog doen, dingen die ik perse wil doen? Ik maakte een lijstje en kwam er vervolgens achter dat het wel heel veel is. Dus heb ik dat lijstje maar weer weggegooid en bleef nog steeds met de dood van Zoë in mijn kop zitten. Neem ik het leven misschien voor lief? Denk ik te weinig na bij de dingen die ik doe, en wat voor consequenties daaraan vast zitten?

Ik ben eerlijk; ik kijk niet uit in het verkeer, en doe vaak waar ik zelf zin in heb zonder na te denken wat anderen er van vinden. Zou ik daar mee door moeten gaan, of zou ik mezelf anders op moeten stellen? Maar wat maakt het uit, als ik morgen dood ga heeft dat toch geen nut meer. Zo moet ik niet denken, ik word honderd punt. En in die jaren dat ik dan nog leef, dat ik bij de mensen ben waar ik om geef, in die jaren wil ik gewoon mijn ding doen. Zonder te denken aan een plotselinge dood die mijn leven zal veranderen. Als ik nu zo mijn levensbeschouwelijk dagboek even teruglees, denk ik dat ik vandaag, morgen en de dagen daarna toch maar ga uitkijken in het verkeer. Want niemand heeft iets aan me als ik onder een bus lig. Bovendien moet ik nog zoveel doen in mijn leventje waarin ik X ben. Ik wil een wereldreis maken, als ik dat heb gedaan is mijn leven voltooid. Niets te; ik wil trouwen en die shit. Daar geloof ik niet in, als er iemand is komt hij vanzelf wel op mijn padje. Ik geloof in het lot, en die is onomkeerbaar. Mijn leven staat al ergens in een boekje, en als ik er niet meer ben dan kan ik in dat boekje terugkijken om te zien of ik mijn leven wel goed heb geleefd. Daar ben ik nu dus mee bezig: mijn leven leven. Al is dat voor mij wel raar, want bij leven stel ik me iets anders voor als een dagboek schrijven. Het liefst hou ik mijn gedachtes voor mezelf, maar soms is het goed, en niet alleen omdat het moet. Carpe Diem

Nathans kinderen

Van collega Lonneke Knegtel kreeg ik de volgende tip: “Gisteren was ik bij een hele mooie theatervoorstelling over conflicten tussen Jodendom, Christendom en Islam: ‘Nathans kinderen’ van Kwatta. Het stuk is geschreven voor middelbare scholen en zeer geschikt voor levensbeschouwing”

De Volkskrantrecensent gaf het stuk 4 sterren en schreef erover:
‘Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen, zeggen ze, maar drie geloven in een wagen, is dat om moeilijkheden vragen? Het Nijmeegse jeugdtheatergezelschap Kwatta speelt in een trailer van nog geen 20 vierkante meter de komende weken een energieke jongerenversie van het beroemde toneelstuk Nathan de Wijze (1779) van Gotthold Ephraim Lessing, over religieuze (in)tolerantie.
Spelers en toeschouwers zitten op elkaars lip, wat de thematiek van (on)verdraagzaamheid krachtig onderstreept. Lessing schreef het toneelstuk 230 jaar geleden als reactie op orthodox fanatisme. Ondertussen is de thematiek niet minder actueel: uit naam van hun religie moorden mensen elkaar nog steeds uit. Om te laten zien dat de grote godsdiensten – het jodendom, het christendom en de islam — meer met elkaar verwant zijn dan de haat doet vermoeden, beschrijft Lessing een situatie (tijdens de Derde Kruistocht in Jeruzalem) waarin een rijke jood, een milde sultan en een gulzige bisschop beseffen dat ze door familie met elkaar verbonden zijn en dat de vraag wat de ware godsdienst is, geen antwoord duldt.
De Duitse schrijver Ulrich Hubbracht de vijf bedrijven terug tot een uur, dat zich afspeelt tijdens een
nacht en dag. In Nathans kinderen redt kruisrldder Kurt de (naar later blijkt geadopteerde) dochter Recha uit het brandende huis van haar vader, de rijke joodse koopman Nathan.
Kurt zelf is net gespaard door sultan Saladin omdat hij hem herinnert aan zijn dode broer (later blijkt het diens zoon te zijn). De bisschop hoort dat Recha een christenkind is – joden mochten geen christenkinderen adopteren. Met Saladin probeert hij Nathan te chanteren, door hem te vragen naar de ware godsdienst. Nathan antwoordt met de Parabel van de Drie Ringen: een metafoor voor het uitblijven van het antwoord en voor het belang van mensenliefde boven godliefde.’
http://www.kwatta.info/

Morele acceptatie in de VS

Het Gallupinstituut heeft zijn normen en waardenonderzoek weer verricht. Opvallende uitkomsten:
Geboorteregeling is acceptabel, zegt 82 procent van de Amerikaanse katholieken tegenover 90 procent van de niet-katholieken.
De morele acceptatie van de doodstraf is nog nooit zo laag geweest: 58 procent.
Een buitenechtelijke relatie vindt 7 procent acceptabel.
Abortus is voor 34 procent van de Amerikanen moreel acceptabel.
Republikeinen zijn veel minder tegen bont dragen dan de Democraten.
Van de republikeinen is 73 voor de doodstraf, van de democraten 42 %.
22 % van de republikeinen acht abortus geoorloofd, 52 procent van de democraten.

Andere interessante getallen vind je op:
http://www.gallup.com/poll/154799/Americans-Including-Catholics-Say-Birth-Control-Morally.aspx?

De lijst met morele items kun je ook vertalen en die eens voorleggen aan de leerlingen en vervolgens zien waar de verschillen te vinden zijn tussen de opvattingen van de jongens, meisjes, alloch- en autochtonen.

Eenuursvak en proefwerkweek

Via de list levensbeschouwing kwam er een oproep van collega Verhoeven over de manier waarop secties en docenten levensbeschouwing omgaan met het m.i. schandalige feit dat levensbeschouwing – vaak een eenuursvak – volop mee moet draaien in de proefwerkweek. Het betekent een onaanvaardbare werkdrukverzwaring, die alleen ons vak treft en waar directies weinig aandacht voor schijnen te hebben.
Huub Verhoeven heeft volgens eigen zeggen veel interessante reacties gehad. Omdat ik in Italië vertoefde, heb ik zijn verhaal pas recent onder ogen gekregen en ik heb er de volgende opmerkingen over.
Uit mijn verhaal hieronder blijkt mijn voorkeur voor het weghalen van levensbeschouwing uit de proefwerkweek, omdat de kern van levensbeschouwelijk denken niet in proefwerkopgaven te vatten is en leerlingen daar ook van doordrongen moeten worden. Dat gebeurt niet door deelname aan het proefwerkweekcircus.
En kom asjeblieft niet met opmerkingen als: “Je telt pas mee, als je in de proefwerkweek meedoet!” De waardering voor ons vak op mijn oude school is alleen maar toegenomen, nadat de leerlingen verlost waren van het leren van weetjes voor een proefwerk om die daarna wel snel te vergeten.
————–
Hoe overleven ik en mijn vak de proefwerkweek?
Als je een eenuursvak bent en je wordt door de schoolleiding, die zelf nooit meer aan correcties van proefwerken hoeft te doen, gedwongen om met het proefwerkweekcircus mee te doen, dan loop je psychisch en fysiek gevaar.
Psychisch, omdat je je in allerlei bochten moet wringen om ervoor te zorgen dat het proefwerk zo leraarvriendelijk mogelijk is, want anders komt gevaar nummer twee al snel om de hoek kijken: wie 20 klassen heeft – wat geenszins onmogelijk is bij lesuren van 40 – 50 minuten en een volle baan – zit tot laat op de avond zich wezenloos te werken aan het doorploegen van honderden proefwerken van leerlingen met slechte handschriften.

Er zijn verschillende mogelijkheden om er iets aan te doen.

1. Zorg voor docentvriendelijke proefwerken
Bovenstaande is jaren onze werkelijkheid geweest. Creatief als we waren hebben we er het een en ander op verzonnen. We hebben ons suf gezocht naar een model om leraarvriendelijke proefwerken te maken. Tenslotte hebben het gevonden in een door ons toen al zeer betreurd model: we maakten een proefwerk
met reeksen van steeds 10 goed/foutzinnen
Waarbij we niet met ABBAAABBBA werkten, want dat kost ook hopen tijd om na te kijken
Maar steeds een al dan niet bestaand woord als goed antwoord hadden, bijvoorbeeld ZINKPUTTER. Met een oogopslag kon je dan zien wat de leerling fout had gedaan, wat de snelheid van het nakijken zeer verbeterde. We hadden in het algemeen een serie van 120 goed-foutzinnen, waarbij 40 fouten een 6 opleverde.
In noodsituaties kon je dit werk ook uitbesteden aan een lieftallige echtgenote of studerende zoon of dochter, die gezellig langs kwam.

Bij dit model dat ons door de moeilijke tijden heeft geholpen zijn de volgende opmerkingen te maken:
Leraarvriendelijk blijkt vaak leerlingonvriendelijk te zijn. Goed-foutzinnen moeten goed gelezen worden, zijn taalgevoelig, toetsen zijn zeer eendimensionaal, want bijna uitsluitend reproductief. Goede leerlingen worden in de maling genomen, slechte leerlingen worden bevoordeeld.
Goed-foutzinnen zijn van de andere kant relatief gemakkelijk, in die zin dat weinig leerlingen onvoldoendes hebben, maar er ook nooit een dikke negen of tien valt. Subtiele accenten in een zin worden snel over het hoofd gezien.
Probleem is ook dat je een toetsonderdeel moet hebben waar veel feiten over te vragen zijn, anders wordt het een gekunsteld geheel dat de leerlingen snel doorzien.
Het kan moeilijker gemaakt worden door twee zinnen aan elkaar te koppelen en vier mogelijkheden aan te bieden. A is goed, B is fout, A is goed, B is goed, etc. Deze manier vraagt meer detectivewerk van de leerling, want zhij moet op zoek gaan naar de feitelijke correctheid in twee zinnen. De gemiddelde cijfers bij deze vorm zij meestal stukken lager. De gemiddelden hierbij zijn bijna altijd lager dan bij een traditioneel openvragenproefwerk.
De leerling kan gemakkelijk gokken, wat meestal een vijf oplevert, Als je alle linkerantwoorden neemt, kom je op een laag cijfer, maar nooit lager dan een 4. Docenten hebben immers de neiging de goede en foute antwoorden af te wisselen, wat de leerlingen kansen geeft. We zitten niet zo in elkaar dat we een hele rij linkse letter goed maken en de rechtse fout. Leerlingen gaan denken dat al zoveel linkse antwoorden gegeven zijn, er ook een aantal rechtse gekozen moeten worden. En ze veranderen hun antwoorden op grond van de veronderstelde wetmatigheden van de docent.
Iets minder docentvriendelijk is de combinatie van goed-foutzinnen en enkele open vragen, die veel leeswerk vragen en korte gemakkelijk na te kijken antwoorden opleveren.
De school geeft bij ons ook steeds aan dat de leerling de hele proefwerktijd aan het werk moet blijven, dus zorg voor voldoende werk, is de terugkerende oekaze van mensen die zelf geen correctiewerk hebben. Maar dan blijft wel staan dat alles wat je extra geeft ook nagekeken moet worden. Een alternatief is dan om een kruiswoordpuzzel of woordzoeker te maken, die als bonuspunt ingevuld moet worden, bijvoorbeeld met materiaal uit vorige onderwerpen of jaren.

2. Pleit bij de directie op didactische en technische gronden om de klassen te clusteren zodat je per half jaar de helft van het aantal klassen hebt.

3. Pleit voor niet-deelname aan de proefwerkweek voor levensbeschouwing.

Een mogelijke brief van de sectie aan de schoolleiding

Beste schoolleiders,

De sectie levensbeschouwing heeft het volgende vastgesteld. Aangezien iedere proefwerkweek levensbeschouwing wordt opgenomen in het rooster kijkt de gemiddelde docent levensbeschouwing tegen een vracht correctiewerk aan, die ertoe leidt dat zhij gemiddeld drie keer zoveel tijd kwijt is aan correctiewerk dan collegae die en een klas meerdere uren per week hebben en of eindexamenklassen hebben.
Maken we een rekensommetje: 26 klassen van gemiddeld 25 leerlingen levert 650 proefwerken op die nagekeken moeten worden. Als een proefwerk nakijken gemiddeld 4 minuten kost – krap bemeten – kijkt de docent ruim 43 uur na, daarbij het invoeren van punten en het vaststellen van rapportpunten niet meegerekend.

We willen graag met u van gedachten wisselen over de mogelijkheden die we zien om iets aan deze onverkwikkelijke situatie te doen. We hebben voor onszelf drie mogelijke scenario’s opgesteld.

De situatie handhaven zoals die is en van de sectie accepteren dat ze docentvriendelijke proefwerken maakt. Proefwerken die de helft van de reguliere correctietijd vragen kosten minder arbeidstijd. Een tweede mogelijkheid is om de proefwerken via de computer te laten afnemen, zodat de correctie ook digitaal gebeurt.

Docentvriendelijke proefwerken zijn meestal alleen maar reproductieproefwerken, wat niet de bedoeling van de sectie is. Technisch zal het niet mogelijk zijn om alle leerlingen van een bepaald jaar of afdeling tegelijk achter de computers te zetten.

Vandaar dat dit scenario niet onze voorkeur verdient.

De klassen clusteren
De werkdruk kan ook verminderd worden door de klassen zo te roosteren dat elke klas een half jaar twee uur per week levensbeschouwing krijgt, zodat in de proefwerkweek de helft van het aantal klassen bevraagd en gecorrigeerd moet worden.

Deze keuze zou zeker soelaas bieden, maar de sectie begrijpt ook dat roostertechisch een en ander moeilijk kan liggen en voor technische problemen kan zorgen. Vandaar onze voorkeur voor scenario 3.

Levensbeschouwing gaat uit de proefwerkweek
Kijken we naar de doelstelling van het vak levensbeschouwing, dan zouden we die kunnen omschrijven als ‘bijdragen aan de levensbeschouwelijke en ethische ontwikkeling van de jongeren zodat de voorwaarden geschapen worden om tot mensen met een eigen verantwoorde levensbeschouwing uit te groeien’.

Dat gebeurt ons inziens niet door de leerlingen feiten aan te leren en die te toetsen, maar hen uit te dagen na te denken over die feiten, zich af te laten vragen wat die feiten voor hen betekenen en daarover op de een of andere manier te reflecteren.
Reflectie vindt niet plaats binnen de setting van een proefwerkweek, waar stress e.d. de boventoon voeren, Reflectie-opdrachten zijn derhalve ongewenst in de proefwerkweek.

Scenario drie heeft diverse voordelen:
De docent kan zijn werkzaamheden over het jaar verdelen. Hij kan -niet gehinderd door de hete adem van de proefwerkweek – relevante opdrachten voor de leerlingen formuleren die deze in zijn eigen tijd zonder stress kan maken.
De leerling zal meer waardering voor het vak levensbeschouwing krijgen, omdat hij in de gaten krijgt dat werken aan relevante opdrachten meer voldoening geeft dan het maken van proefwerken die vooral op reproductie zijn gestoeld.
De ouders krijgen meer waardering voor het vak omdat ze zien dat het reflecteren van hun kinderen positief uitwerkt in hun volwassenwording
Laten we de leerlingen aan het eind van hun levensbeschouwelijke loopbaan op school een totaalreflectie schrijven op wat zij de afgelopen 5 jaar aan levensbeschouwelijke opdrachten hebben gemaakt, dan zal de overgrote meerderheid tot de conclusie komen dat het vak levensbeschouwing voor hen zin heeft gehad.
De directie weet dat de sectie de kwaliteit zal bewaken door haar accent op relevante opdrachten, die van leerlingen meer vragen dan reproductie, zodat de zorg van de schoolleiding ten aanzien van de kwaliteit van het onderwijs in ieder geval een sectie minder betreft.

In de hoop op een vruchtbare gedachtewisseling,

,,,,,,

Wij lijken echt niet op apen

Regelmatig terugkerend thema in de lessen is de vergelijking die leerlingen maar al te gemakkelijk maken met de dierenwereld. Met name apen zijn daarbij geliefde voorbeelden. Mijn categorische afwijzing om mensen en chimpansees ook maar in de verte met elkaar in verband te brengen wordt ondersteund door een artikel in Trouw “Wij lijken echt niet op apen” van 12 mei 2012 van de hand van Marco Visscher, hoofdredacteur van Ode.

Het artikel is te lezen op de webstek van Trouw. Downloaden gaat tegenwoordig wat moeilijker, maar het is het proberen waard. Enkele citaten wil ik u niet onthouden:

“En wat die overeenkomsten in onze genetische code betreft: inderdaad, 98 procent is nogal wat. Maar we delen ook 60 procent van ons DNA met goudvissen en 50 procent met fruitvliegjes en bananen. Moeten we die dan ook beschouwen als halfmensen?

Ik denk dat we onszelf een fundamentele vraag moeten stellen. Is er niet iets geks aan de hand als we ons vergapen aan al die suggesties waaruit zou blijken hoezeer we gelijk zijn aan apen? Het lijkt zo onschuldig, maar misschien is de voortdurende neiging om mensen en chimpansees op één lijn te stellen een teken dat we niet meer precies weten wat het betekent om mens te zijn.
Ik heb niets tegen mensapen – mijn beste vrienden stammen ervan af – maar de opwaardering van al die chimpansees en bonobo’s zou wel eens een signaal kunnen zijn dat we de mensheid eigenlijk beu zijn. Zo’n wankelend mensbeeld is volgens mij een slechte voorbode. Daarmee brengen we het geloof in verandering en vooruitgang eveneens in gevaar.
(…)

Sinds onze verre voorouders zich hebben afgescheiden, is het leven van de mens zozeer veranderd dat we zelfs de holbewoners van enkele tienduizenden jaren geleden nauwelijks herkennen als onze evolutionaire voorganger. Sterker, in de afgelopen tien jaar is in alleen al de wijze waarop mensen met elkaar communiceren méér veranderd dan in hoe apen zich hebben ontwikkeld in zes miljoen jaar evolutie. Dat neem ik die apen niet kwalijk, maar het is niet bepaald een argument om onze onderlinge verschillen binnenkort maar op te doeken. Zelfs lieden als De Waal – die voor de financiering van hun werk natuurlijk gebaat zijn bij het idee dat apen de sleutel hebben tot diepgravende kennis over menselijk gedrag – zouden toch moeten toegeven dat apen er niet in zijn geslaagd hun levenskwaliteit ook maar een beetje te verbeteren. De evolutie van de mensaap heeft geleid tot enkele tientallen gedocumenteerde voorbeelden van het gebruik van gereedschap, communicatie en vlooirituelen. Maar om daarom te zeggen dat apen en mensen hetzelfde zijn geprogrammeerd – alsof er geen immens verschil in culturele overdracht bestaat – is in de woorden van Helene Guldberg, auteur van ‘Just another ape?’, alsof je geen verschil ziet tussen een gletsjer en een auto: “Beide bewegen van A naar B, zij het de een heel wat langzamer dan de andere.” “

Gekreukeld papier

Een oud-leerling van me, nu ook werkend in het onderwijs, zette de volgende beeldende tekst over pesten op zijn facebookpagina, die ik graag doorgeef als een goed verhaal voor in de klas.

“Een onderwijzeres in New York onderwees haar klas over de gevolgen van pesten. Ze gaf hen de volgende opdracht.
Ze gaf alle kinderen in de klas een stuk papier en zei hen het te verfomfaaien, het te verkreukelen, er een prop van te maken, het op de grond te gooien en er op te stampen. Kortom er echt een puinhoop van te maken, maar het niet te verscheuren.
De kinderen vonden dat wel een leuke opdracht en deden hun best het blad zo veel mogelijk te verkreukelen.
Toen kregen ze de opdracht om het papier voorzichtig weer open te vouwen, zodat het niet scheurde en het weer glad te strijken.
Ze liet hen zien hoe vol littekens en vuil het papier was geworden.
Toen zei ze de de klas dat ze het papier moesten zeggen dat het hen speet dat ze het zo verkreukeld hadden.
Maar hoe vaak ze ook zeiden dat het hen speet en hoe ze hun best ook deden om de kreukels weer uit het papier te halen, het lukte hen niet om het blad in de vorige gladde staat terug te krijgen.
Ze wees haar leerlingen op alle littekens die ze achterlieten.
En dat die littekens nooit meer zullen verdwijnen, hoe hard ze ook probeerden ze te repareren.
Dat is wat er gebeurt als een kind een ander kind pest.
Je kan zeggen dat het je spijt, je kan proberen het weer goed te maken, maar de littekens zijn er en die blijven.
Mensen van 80 kunnen nu nog navertellen hoe ze op de lagere school gepest werden. De kreukels gingen er niet meer uit.
De gezichten van de kinderen in de klas vertelden haar dat haar boodschap was overgekomen.

Homohuwelijk en slavernij

In zijn CNN-blog schrijft Stephen Prothero regelmatig over de verhouding tussen politiek en religie in de Verenigde Staten. Hij ging op 10 mei 2012 in op de discussie over het homohuwelijk.
“ In paginagrote advertenties in de kranten van North Carolina, dat zich in zijn wetgeving uitsprak tegen het homohuwelijk, zei Billy Graham: “De bijbel is er duidelijk over – Gods definitie van het huwelijk is dat tussen man en vrouw.” In een interview met Robin Roberts van ABC zei president Obama, dat wanneer hij en zijn vrouw “over ons geloof nadenken, is het grondprincipe niet alleen Christus die zich voor ons opofferde aan het kruis, maar het is ook de Gulden Regel, dat je anderen moet behandelen zoals jij door hen behandeld wilt worden.”

Prothero merkt fijntjes op dat beide mannen feiten weglieten die hun zaak niet ondersteunden. Graham repte nergens van de vele polygamie die je in de christelijke bijbel kunt vinden. Obama negeerde de vele passages, waarin met name mannelijke homoseksualiteit stevig wordt afgekeurd.

Prothero vallen in dit debat twee dingen op: “Het eerste is dat beide kanten het debat in religieuze termen voeren. Konden de republikeinen vroeger beweren dat de democraten een seculiere agenda proberen te verwezenlijken, nu zitten ze in veel moeilijkere positie om te beweren dat links een ‘neptheologie’ predikt, zoals Santorum Obama verweet.
Ten tweede is het opvallend dat dit debat het slavernijdebat van voor de burgeroorlog in Amerika spiegelt. Toen lazen de voorstanders van de slavernij sleutelpassages in de bijbel op een commonsense manier en concludeerden dat God voor de slavernij was. Terwijl tegenstanders van de slavernij meer naar de ‘geest’ dan naar de ‘letter’ van de bijbelse tekst zochten met als conclusie dat slavernij in strijd was met zowel ‘je naaste liefhebben’ als de Gulden Regel. …. Veel Amerikaanse christenen in die tijd WISTEN gewoon, dat slavernij verkeerd was, dus leerden ze de bijbel op een andere manier te lezen.”
Prothero geeft de Grahamvleugel het advies nog eens goed naar het debat over de slavernij te kijken, nu er een brede beweging in de VS is die positiever is komen te staan tegenover het homohuwelijk. Hij besluit: “Wanneer zij prediken wat ze zien als de ‘duidelijke’ boodschap van de Schrift, zwemmen ze niet alleen tegen het tijd van de geschiedenis in. Ze brengen ook nog eens hun eigen godsdienstige traditie in gevaar.”

Wie de transcriptie van Obama’s interview met de ABC-verslaggever wil nalezen kan dat op http://sojo.net/blogs/2012/05/10/transcript-president-obamas-abc-news-interview-same-sex-marriage

http://www.allout.org/ is eem webstek, waar mensen kunnen tekenen dat ze de houding van Obama voor het homohuwelijk op prijs stellen.

Tien beruchte voorbeelden van omstanderverhalen

Een tweede interessante lijst is die van ‘Ten Notorious Cases of the Bystander Effect’, met andere woorden, verhalen van mensen die erbij stonden, maar niets gedaan hebben. Interessant lijkt me om leerlingen te laten zoeken naar de motieven die mensen hebben om liever toeschouwer dan helper te worden. Gaat het steeds om angst, gevaar voor eigen leven, onderdrukking, of zijn er veel trivialere zaken bij betrokken? En wat kunnen we eraan doen om het aantal omstanders die geen hand uitstaken te verminderen?
Sommige verhalen zijn mogelijk al bekend, andere zijn diep in de collectieve schaamte weggestopt. Dit zijn de verhalen:
De parabel van de barmhartige Samaritaan, Shanda Sharer, Ilan Halimi, Edison elektrocuteert een olifant, Kevin Carter’s beroemde foto, de gedwongen verhuizing van de Amerikaanse indianen, de moord op drie mensenrechtenactivisten, Kitty Genovese, Richmond Highschool Incident, de holocaust tijdens het hitlerregime.
Geen opwekkende verhalen, maar wel de moeite waard om ermee te werken.
http://listverse.com/2009/11/02/10-notorious-cases-of-the-bystander-effect/

Tien mysteries van de bijbel

Mijn favoriete lijstenwebstek Listverse.com levert van tijd tot tijd materiaal op dat voor levensbeschouwing interessant kan zijn. Hetzij voor de docent om een overzicht te hebben van zaken die met dezelfde achtergrond te maken hebben dan wel korte verhalen die voor leerlingen als achtergrond kunnen dienen, wanneer ze iets dieper in een bepaald thema moeten graven voor een werkstuk of presentatie bijvoorbeeld.
De eerste is “Top 10 mysteries of the Bible”, waarin aandacht wordt besteed aan de volgende zaken:
De heilige graal, de ark van het verbond, Sodom en Gormorrah, Tuin van Eden, Bijbelse codes, de verloren stammen, de farao van Exodus, de ark van Noach of Noe, de geliefde leerling en het auteurschap van de evangelies.
http://listverse.com/2009/09/07/top-10-mysteries-of-the-bible/

Jongerentrend: God is a designer

Let wel: designer is hier het onderwerp en niet God. De uitdrukking heeft te maken met de vraag, wie de nieuwe goden zijn in onze samenleving. Enkele jaren geleden was dat de DJ, nu is het weer over en moeten we creatievelingen zien als de nieuwe goden. Uit de trendletter van SecondSight van 11 mei 2012:

In het Second Sight Yearbook 2012 – met daarin een overzicht van de trends voor dit jaar, schreef Tom Palmaerts al over de jongerentrend ‘God is a designer’. Voor het nummer ‘Making Worlds’ vroegen we hem verder op deze trend in te gaan. Volgens Tom – trend- en youthwatcher bij het Europese trendwatchbureau Trendwolves – moet de term ‘God is a DJ’ vervangen worden door ‘God is a designer’.

Creatieve ondernemers zijn de nieuwe goden. Creatie is een statussymbool onder jongeren en staat voor onafhankelijkheid, volgers, fans en respect. Traditionele statussymbolen als auto’s en huizen zijn minder belangrijk. Echte influencers herken je niet aan hun woorden maar aan hun creaties. Creaties vertellen een verhaal en bieden meer toegevoegde waarde dan een overload aan content.
http://www.secondsight.nl/making-worlds/god-is-a-designer-2/

Werken met What2learn

Mijn nieuwste ludieke ontdekking is de webstek http://www.what2learn.com. Deze Engelse webstek biedt docenten de mogelijkheid om testen te maken, die ook een hoge amusementswaarde hebben, met andere woorden, eerder spel dan toets zijn. Gelukkig blijkt dat leerlingen veel opsteken als ze spelend leren, dus beschouw ik het als een verrijkende uitvinding.

Het werken binnen deze webstek is niet gratis, kost 20 pound wat de sectie ongeveer 25 euro zal doen betalen.
Leerlingen kunnen onbeperkt de spellen doen; voor hen is alles gratis.
Per spel kun je acht vragen stellen.
Er zijn een groot aantal verschillende testtypen. [Hangman stye, Multiple Choice Games, Anagram puzzles, Vraag-en-antwoordtesten, lange antwoorden, matching activiteiten, Interactieve woordzoekers.
Binnen de verschillende types zijn er weer nieuwe mogelijkheden om uit te proberen. Alles bij elkaar een dertigtal, snel geteld.
Minpunt 1, is dat je de spellen op de webstek moet spelen. Je kunt ze niet downloaden en op een eigen plek installeren of opnemen in een elo.
Minpunt 2 is dat je verdomd goed moet controleren of alles qua spelling en antwoordcorrectheid goed is, want je kunt een eenmaal gemaakt spel niet meer wijzigen en helaas ook niet verwijderen. Ik hoop dat de makers wel die mogelijkheden gaan bieden.
Ik vind het in eerste instantie leuk om voor leerlingen die een hoofdstuk gedaan hebben een mogelijkheid te hebben om hen spelend aan het huiswerk te zetten. Ze komen er snel achter of ze alles kennen en vaak is dat een stimulans om weer eens serieus naar de goede antwoorden te gaan kijken.
Ik heb enkele pogingen gedaan op de webstek:
Het verhaal van Ganesha: http://www.what2learn.com/games/play/82477
Kernbegrippen van het hindoeïsme: http://www.what2learn.com/games/play/82489
De goden van het hindoeïsme: http://www.what2learn.com/games/play/82503
De rituelen van het hindoeïsme: http://www.what2learn.com/games/play/82469
Kastenstelsel in het hindoeïsme: http://www.what2learn.com/games/play/82494