Categoriearchief: didactiek

Mijn eigen motivatie

Het moet mogelijk zijn de motivatie van leerlingen systematisch te verhogen. Maar je ontkomt er niet aan dat soms de twijfel toeslaat. Het verhaal van de studiedag van de VDLG 2015 ging met name over het motiveren van anderen, je leerlingen met name, met wie je in de dagdagelijkse praktijk te maken hebt.

Dan nog zijn er momenten dat ik me heb afgevraagd: waar doe ik het voor? Er zijn altijd wel klassen of groepen bij wie je het gevoel hebt aan een dood paard te moeten sjorren. Er zijn leerlingen die nooit hun mond opendoen, uit verlegenheid, negativiteit of om heel andere redenen. En je ziet niet wat er in de hoofden omgaat, of er wel iets gebeurt met de stof die jij hen aanbiedt. Toetsen, die vooral reproductief van aard zijn, laten dan alleen maar zien of de leerling de avond(en) tevoren voor het proefwerk geleerd heeft. Of zhij er iets mee heeft, erdoor geraakt is, komt dan niet naar voren.

In een dergelijke situatie helpt het dan enorm als je opdrachten hebt, waarbij de leerling dieper in kan gaan op wat hem of haar in deze beweegt. Bij een aantal leerlingen had ik altijd het gevoel dat weinig van wat ik inbracht ook iets bij hen had gedaan. Des te verrassender is het dan om te merken in een reflecterende afrondende opdracht dat ze er wel degelijk mee bezig zijn geweest en dat ze in hun reflectie tot niveaus komen die ik – maar zij waarschijnlijk ook – niet voor mogelijk heb gehouden.

Op mijn oude school wordt in de tweede klas veel aandacht besteed aan de mensen van het boek, jodendom, christendom en islam. Bij de docent heerst dan vaak het gevoel dat zhij het wel belangrijk vindt om aan de orde stellen, maar dat het bij de leerlingen niet echt te merken is. Aan het eind van het jaar vraag je je dan af, of er iets moet veranderen, of jij het wel goed gedaan hebt. En andere brandende vragen.

Aan het eind van klas 3 eindigt de levensbeschouwelijke loopbaan van de mavoleerling en ook zhij krijgt dan de opdracht via de gemaakte opdrachten een eigen portfolio-afronding te schrijven. Als de docent – zoals afgelopen jaar gebeurde – bij best veel leerlingen te lezen krijgt, dat nu een half jaar verder de informatie en opdrachten over de mensen van het boek best geholpen heeft om een ander beeld van die mensen te krijgen en dat terugkijkend de informatie en lessen best  interessant waren, waar ze ook wat aan gehad hebben, dan  weet je als docent weer, dat de werkelijkheid vaak anders is dan ze lijkt. Dan kun je als docent weer verder, wetend dat je op de goede weg bent.

Maar je moet de leerlingen wel de mogelijkheid bieden om op de gelopen levensbeschouwelijke weg te reflecteren. Dat gebeurt in ieder geval als de leerling reflectie-opdrachten krijgt en aan het eind van zijn levensbeschouwelijk leerlingleven zijn eigen portfolio kritisch moet doorlopen om de stand van zaken op te nemen en een evaluatie schrijft van wat hij aan levensbeschouwelijk denken tot stand heeft gebracht.

Ik kan iedereen deze methode van harte aanbevelen.

Studiedag VDLG 2015

De jaarlijkse studiedag van de VDLG had dit jaar als thema ‘Boeien!?” . Ofwel hoe kan ik als docent de leerlingen boeien en motiveren in mijn lessen. Het moet gezegd: het was een boeiende studiedag met een goede inleider en interessante workshops.

Wat me opvalt na een groot aantal studiedagen bezocht te hebben: je wordt enthousiast gemaakt, je vindt een aantal nieuwe aandachtspunten of inzichten en je gaat goedgemutst weer naar huis, in de stellige overtuiging dat er nu iets gaat gebeuren. En als je weer enkele weken bezig bent, kom  je tot de ontdekking dat de studiedag wel weer erg lang geleden is en dat de fris verworven inzichten ondergesneeuwd zijn in de dagelijkse lespraktijk.

Deelnemers aan de studiedag hebben behalve het nodige reclamemateriaal ook het boek van inleider, sorry keynote spreker, Huub Nelis (en Yvonne van Sark) ‘Motivatie binnenstebuiten’ meegekregen. Een vlot geschreven boek, vol met verhalen van jongeren, en met volop aandachtspunten voor de centrale vraag: ‘Hoe kan ik jongeren motiveren en gemotiveerd houden?”

Wie een maand na de studiedag het boek doorgenomen heeft, zal zeker aanknopingspunten voor zijn of haar lespraktijk kunnen vinden.  Belangrijk is om dat in daden om te zetten.

Ik heb een eigen poging gedaan om de vinger aan de pols te blijven houden. Dat doe ik door de tien praktische inzichten om jongeren te helpen gemotiveerd te raken – in het boek aanwezig in de vorm van een folder – om te werken naar een lijst met vragen die ik mezelf op gezette tijden kan stellen om me gefocust te houden.

De tien praktische inzichten zet ik hier onder elkaar, steeds gevolgd door een of meer vragen met betrekking tot dat inzicht.

1. Intrinsieke motivatie kun je niet beïnvloeden.

• Schep ik voorwaarden voor intrinsieke motivatie?

• Bied ik ruimte voor eigen interessen en initiatief?

2. Realiseer je je invloed.

• Weet ik hoe mijn reactie op leerlingen hun manier van werken in mijn klas beïnvloed?

• Betrap ik mezelf op het negatief labelen van leerlingen, wat contraproductief zal werken?

• Benader ik leerlingen op een positieve manier, waardoor wij beiden positieve energie krijgen?

3. Help  jongeren hun motivatie te ontdekken.

• Deel ik met de jongeren wat mij inspireert?

• Laat ik leerlingen op een gelijkwaardige wijze over het vak praten?

• Heb ik nagedacht over de wijze waarop ik mijn passie voor het vak kan overbrengen?

4. Laat jongeren ervaren dat ze groeien.

• Laat ik jongeren ervaren dat ze vooruitgaan?

• Leer ik ze analyseren hoe ze het snelst vooruitkomen?

• Laat ik ze reflecteren op hun leerstrategieën?

• Laat ik hen regelmatig succes ervaren?

5. Geef keuzes en ruimte.

• Daag ik de jongere uit op zijn of haar niveau?

• Krijgen mijn leerlingen regelmatig de kans om eigen keuzes te maken?

• Kan ik de leerling uitdagen door gebruik te maken van competitieve elementen?

• Laat ik jongeren proberen hun eigen prestaties te verbeteren en met zichzelf de competitie aangaan?

6. Zorg voor verbinding.

• Investeer ik in een goede relatie met mijn leerlingen?

• Weet ik wat hen motiveert?

• Weet ik waar ze zich mee bezighouden?

7. Stimuleer een groei mindset.

• Benadruk ik het belang van oefenen voor de leerling?

• Laat ik zien dat ze groei vooral aan zichzelf te danken hebben?

• Laat ik zien dat succesvol zijn in studie e.d meer een marathon dan een sprint is?

8. Bied praktijkervaringen.

• Breng ik de leerlingen in contact met de echte wereld?

• Bied ik hen praktijkopdrachten, extra studiepunten, certificaten?

9. Ken de dromen en interessen van je leerlingen.

• Weet ik waar de interessen en passies van de leerlingen liggen?

• Spreek ik met hen in kleine gesprekjes over waar ze warm voor lopen?

10. Leren hoeft niet altijd leuk te zijn.

• Benoem ik de dingen die nu eenmaal moeten op deze leeftijd?

• Stimuleer ik de jongeren om door te zetten?

• Weten mijn leerlingen waarom ze bepaalde dingen moeten doen?

• Geef ik aan dat sommige dingen pas later hun nut bewijzen?

Met deze vragenlijst in je hand en het boek van de twee auteurs achter je kiezen moet het mogelijk zijn de opbrengst van de studiedag extra te verhogen.

Narthexartikel verslidedoct

Het artikel dat ik schreef voor de laatste aflevering van jaargang 2014 van Narthex bleek zonder noten, dus bronnen, gepubliceerd te zijn. Tegelijk vormde het werk van Nancy Duarte een uitdaging om te zien wat  er met haar slidedocidee mogelijk was. Daarom heb ik de stoute schoenen aangetrokken en van mijn eigen artikel een slidedoc gemaakt.

Het voordeel is dat je software gebruikt die ja al kent (meestal dan toch). Als het goed gaat en je werkt volgens haar opzet, levert het materiaal op, dat vaak attractiever is dan de langere documenten die je doorgaans voorgeschoteld krijgt. Als het om leerlingen zou gaan, zouden ze het materiaal zelf kunnen bekijken, er vragen over kunnen stellen en die mee naar de klas nemen, een soort van flipping classroom, volgens mij.

Ander voordeel is dat je in het materiaal koppelingen kunt opnemen, die verwijzen naar materiaal buiten de slidedoc, zodat de lezer daar een uitstapje naar toe kan nemen als zhij dat nodig vindt.

Nog een voordeel is dat powerpoint- en keynotebestanden snel geconverteerd kunnen worden naar pdf, waardoor een soort boekje ontstaat – de koppelingen blijven werken -, naar een mp4-film – de koppelingen zijn werkloos-, naar een html-pagina, waarbij de koppelingen uiteraard blijven werken of naar afbeeldingen, die weer koppelingloos blijven.

Mijn artikel heb ik op verschillende manieren geconverteerd: naar pdf, html en film. Daarnaast heb ik ook een keynoteversie (ik werk niet voor niets met een Mac), die geconverteerd is naar een powerpoint (pptx)versie. De downloadlinks vind je op de volgende pagina 

Slidedocs

Oudere docenten zoals ikzelf hebben weinig problemen met lange teksten en uitgebreide uitleg. Leerlingen hebben daar meer moeite mee. Jongere docenten eveneens. Het gevolg daarvan is een toename van het aantal powerpoints dat over leerlingen wordt uitgestort. Korte, onaffe zinnen, onder elkaar gezet en voorafgegaan door wat de Amerikanen zo mooi ‘bullets’ noemen. De informatie moet als kogels op de leerlingen afgevuurd worden. Het gevolg is dat de leerling zowel lange teksten niet meer aankan – want dat kost enige moeite – en dat diezelfde leerling powerpointmoe wordt – want de dia’s lijken allemaal op elkaar.

Tot ik  via via het werk van Nancy Duarte tegenkwam. Nancy is eigenaar of anders wel iets hoogs in de Duartefirma, die presentaties levert voor ongeveer alle grote namen in de Amerikaanse bedrijfswereld. Nancy Duarte is ook de auteur van een voor levensbeschouwers razend interessant boek , ‘Resonate’. Daarin laat ze zien dat het onderwerp van de presentatie, het publiek, de eigenlijke held dient te zijn en niet de presentator. Ze sluit aan bij het werk van Joseph Campbell, The Hero’s Journey, waarin hij laat zien dat alle mythologische en heldenverhalen in alle wereldculturen volgens eenzelfde schema zijn opgebouwd. Hij onderscheidt 18 stadia, die de verhalenanalist Chistopher Vogler, schrijver van The Writer’s Journey, teruggebracht heeft tot 12 stadia. Het zijn ook de stadia die je in alle goede romans en films zult tegenkomen.

Hoewel ik het boek van Duarte nog niet helemaal gelezen, maar wel goed gescand heb, durf ik te zeggen dat levensbeschouwelijke lessen en lessencycli heel veel kunnen profiteren van haar werk en inzichten.

Duarte is ook de schrijfster van Slide:ology, waarin ze spreekt over het scheppen van een nieuwe dia-ideologie. Ze roept op om “geen carrière suislide te plegen”, maar de powerpoint bullets en vinkjes door iets beters te vervangen. Ook een kennisname met dit boek door docenten kan voor leerlingen aangenaam werkende presentaties opleveren.

Haar laatste vondst is die van slidedocs. Ze geeft de volgende definitie: “A slidedoc is a document created using presentation software, where visuals and words unite to illustrate one clear point per page. The result is a medium that can be read and digested more quickly than either a document or a presentation. Slidedocs are meant to be printed or distributed and read on screen without the accompaniment of a presenter. “

Zij gebruikt het model van de slidedoc om haar ideeën naar voren te brengen en doet dat in 165 slidedocs. Ze gebruikt gewoon programma’s als Powerpoint of Keynote, die op dit moment op meer dan een miljard computers en tablets geïnstalleerd zijn, maar waar slechts een minimum van de mogelijkheden gebruikt worden.  Belangrijk in onze beeldcultuur is natuurlijk ook de illustratie, waar ze ruim gebruik van maakt. Uit de manier waarop ze de illustraties gebruikt blijkt dat tekst en beeld op elkaar betrokken worden. De een ondersteunt de ander en ze verhelderen elkaar.

Haar slidedoc is te vinden op http://www.duarte.com/slidedocs/.

(Laten) werken met Twine

[Wie de tekst ervan – met illustraties – als pdf-bestand wil downloaden kan terecht bij http://www.uitgeverijwvdoever.nl/download/twine.pdf ]

In de kinderjaren van mijn zoon kon ik hem bezig zien met een avonturenpocket, die  hem de mogelijkheid bood om gedurende het verhaal verschillende keuzes te maken, waardoor het verloop van het verhaal ook anders werd. Na een episode las je aan het eind van de bladzijde: je volgt de linkerweg, ga naar pagina 45. Je opent de blinkende doos, ga verder op pagina 67. Je kiest voor het rechterpad, lees verder op pagina 78.

Het leverde daarmee tenminste drie verschillende verhalen op, ieder met een eigen afloop of in ieder geval een andere weg naar misschien dezelfde afloop. Maar daar kwam je pas achter als je ook de andere twee wegen zelf geprobeerd had.

Met het verschijnen van hypertext en de computer is het allemaal stukken gemakkelijker geworden. Door in een tekst links te maken kun je de lezer in feite alle kanten opsturen en hem eventueel ook weer op dezelfde plek terug laten komen, als je daar zin in hebt.

Twine is zo’n programma, dat deze hypertextkoppelingen mogelijk maakt. Aan het eind van  dit artikel laat ik mogelijkheden zien die je kunt gebruiken met dit programma. Nu laat ik zien wat je moet doen om ermee te werken.

1. Als je Twine hebt gedownload en geïnstalleerd, afhankelijk van je besturingssysteem, dubbelklik ik op de Mac het ikoontje van het programma en er verschijnt een ‘Untitled Story’.

2. Linksboven verschijnt een vierkant ‘Start’ geheten. In blauw staat de naam van het vierkant. Daaronder lees je ‘Your story will display this passage first. Edit it by double clicking it.”

3. De vierkantjes die verschijnen als je de rechtermuisknop indrukt en de tekst ervan aanklikt of als je commando+N indrukt heten voortaan in Twine ‘passages’  Door op een passage te dubbelklikken, kun je die bewerken.

4. De Title staat bovenaan. Laat de titel Start staan, want anders werkt het programma later niet!

5. Als je een nieuwe passage maakt, kun je de titel zelf bepalen. Meestal is een passage een vervolg of vervolgkeuze van een eerdere passage.

6. Om de titel van het verhaal en de auteursnaam te kunnen plaatsen, maak je een passage onder Start met als titel ‘StoryTitle’ . Daaronder komt een passage met als titel ‘StoryAuthor’

7. Het uiterlijk van de html-pagina is aan te passen via een CSS-passage. Voor mij was het volgende voldoende:

Title: CSS

Tags: stylesheet [vergeet niet hier de tag in te vullen]

In het tekstgedeelte:

a { color: blue !important }

#sidebar li:hover{color:grey;cursor:pointer;}

body {background-color:white;}

body {color:black;}

8. Als je in de eerste passage de lezer een keuze wilt laten maken, maak je een link. Dat doe je door de titel van de passage die moet volgen tussen twee haken te zetten: [[hij gaat weg]]  [[hij blijft]]

9. Als er geen passage is waarnaar de twee links linken, blijven ze rood gekleurd. Heb je een link gemaakt door een nieuwe passage te maken met als titel ‘hij gaat weg’, dan wordt de link blauw en weet je dat de link klopt. Let op dat de link en de passagetitel exact hetzelfde moeten zijn: het is allemaal hoofdlettergevoelig, maar ook spaties die verschillen zorgen voor een rode kleur, dus wordt er niet gelinkt.

10. Mijn eerste Twineproduct is het verhaal van Exodus, meer specifiek het verhaal van Mozes. In elke passage wordt een stukje van het verhaal vertelt en elke passage eindigt met een keuzemoment: wat doet Mozes? Als de leerling het verhaal van Mozes kent, kan zhij de juiste keuzes maken en het verhaal tot aan Mozes’ dood volgen. Kiest de leerling verkeerd, dan volgt er een passage met een bedachte inhoud, die eindigt met ‘einde verhaal’ (want als Mozes deze keus had gemaakt, was de hele Exodus een flop geworden) en wordt de leerling teruggestuurd naar de beginpassage onder ‘Start’

11. Helaas constateerde ik dat wie naar Start werd teruggeleid niet te zien kreeg wat er feitelijk staat: het geboorteverhaal van Mozes met de keuzes voor zijn moeder.  Om dat probleem – waar het vandaan komt, mag Joost weten – op te lossen, heb ik een nieuwe passage gemaakt met als naam ‘Intro’ . In het tekstgedeelte staat hetzelfde als in het tekstgedeelte van ‘Start’. De lezer die de verkeerde keuzes maakt, wordt  teruggeleid naar ‘Intro’ en nu werkt het wel.

12. Manieren om met Twine te (laten) werken:

In mijn visie kan dit vrij simpele programma zowel door de docent als door de leerlingen gebruikt worden. De leerling een uitwerking laten maken zoals ik met het Exodusverhaal gedaan heb, vraagt hem om zeer nauwkeurig naar een verhaal te kijken, dat goed op te delen en te zoeken naar relevante keuzelinks.

Als de leerling zoiets gemaakt heeft, geeft dat de mogelijkheid om het in de klas te laten spelen door andere leerlingen. Op die manier wordt het persoonlijke product van de leerling publiek en zal hij zijn best doen om voor de anderen niet af te gaan. De  kwaliteit van het werk stijgt hierdoor meestal.

Ook de docent kan zijn voordeel met het Twineprogramma doen. Ik noem lukraak enkele mogelijkheden:

– controleren of een verhaal begrepen is

– zelf een verhaal maken

– een ethisch dilemma schetsen

– een levensverhaal met keuzes  maken

 

De goede verstaander begrijpt dat het plaatsen van het werkwoord ‘laten’ voor het laatste woord in bovengenoemde voorbeelden ook meteen een idee oplevert om leerlingen aan het werk te zetten.

13. Als je je verhaal, spel, of hoe je het ook wil noemen af hebt, kun je het met een handeling laten verwerken tot een html-pagina. Gebruik bij het benoemen van het bestand in ieder geval het achtervoegsel .html, anders gebeuren er dingen die je liever niet wilt. Het bestand is dan in elke browser te openen, maar kan ook op internet op een webpagina geplaatst worden. Meer informatie is te vinden in de map ‘doc’ die standaard aanwezig is, als je het programma downloadt.

14. Relevante webstekken

• De plaats om het programma te downloaden: http://twinery.org//

• Uitgebreidere handleiding dan ik hierboven heb gegeven:

http://www.gamasutra.com/blogs/DanCox/20130203/185939/Learning_Twine_Part_1.php

http://www.gamasutra.com/blogs/DanCox/20130208/186341/Learning_Twine_Part_2.php

http://www.gamasutra.com/blogs/DanCox/20130218/186810/Learning_Twine_Part_3.php

De link naar het verhaal van Mozes: http://www.uitgeverijwvdoever.nl/games/exodus.html

 

Succes met je eigen producten en die van de leerlingen.

Uiteraard houd ik me aanbevolen voor verwijzingen naar gelukte uitwerkingen van Twine door collega’s of leerlingen.

 

Docenten moeten duidelijk zijn

Dat docenten vaak denken dat leerlingen het wel zullen begrijpen, is een ervaring die veel leerlingen met het hoofd doet knikken. Het is me al vele malen overkomen dat ik dacht een opdracht correct geformuleerd te hebben, maar dat de uitkomst van wat leerlingen ervan maakten me achter de oren deed krabben. Ook tijdens surveillance bij proefwerken van andere collega’s in de proefwerkweek was het handopsteken van leerlingen schering en inslag, omdat bepaalde zaken onduidelijk geformuleerd waren.

Op de webstek www.hetkanwel.nl staat een aardige foto van een opdracht Engels, waarbij de opdracht was een aantal woorden in alfabetische volgorde op te schrijven. Op de volgende link zie je wat een autistische jongen van 6 ervan gemaakt heeft:

 

Introductieles

Telkens weer duikt bijvoorbeeld in de community levensbeschouwing van tijd tot tijd de vraag op van vooral beginnende docenten wie ideeën heeft voor een introductieles. Deze vraag is enkele jaren geleden gesteld door Susannah Koppejan. De reacties die ze ontvangen heeft, heb ik destijds verwerkt in een pdf-bestand. Het is nog steeds op onze webstek te downloaden als je je wilt oriënteren op mogelijke introductielessen.
http://www.uitgeverijwvdoever.nl/download/introductieles.pdf . Een tweede document met een vijftigtal kennismakingsvragen is daar ook te vinden: http://www.uitgeverijwvdoever.nl/download/kennismakingsvragen.pdf .

Eenuursvak en proefwerkweek

Via de list levensbeschouwing kwam er een oproep van collega Verhoeven over de manier waarop secties en docenten levensbeschouwing omgaan met het m.i. schandalige feit dat levensbeschouwing – vaak een eenuursvak – volop mee moet draaien in de proefwerkweek. Het betekent een onaanvaardbare werkdrukverzwaring, die alleen ons vak treft en waar directies weinig aandacht voor schijnen te hebben.
Huub Verhoeven heeft volgens eigen zeggen veel interessante reacties gehad. Omdat ik in Italië vertoefde, heb ik zijn verhaal pas recent onder ogen gekregen en ik heb er de volgende opmerkingen over.
Uit mijn verhaal hieronder blijkt mijn voorkeur voor het weghalen van levensbeschouwing uit de proefwerkweek, omdat de kern van levensbeschouwelijk denken niet in proefwerkopgaven te vatten is en leerlingen daar ook van doordrongen moeten worden. Dat gebeurt niet door deelname aan het proefwerkweekcircus.
En kom asjeblieft niet met opmerkingen als: “Je telt pas mee, als je in de proefwerkweek meedoet!” De waardering voor ons vak op mijn oude school is alleen maar toegenomen, nadat de leerlingen verlost waren van het leren van weetjes voor een proefwerk om die daarna wel snel te vergeten.
————–
Hoe overleven ik en mijn vak de proefwerkweek?
Als je een eenuursvak bent en je wordt door de schoolleiding, die zelf nooit meer aan correcties van proefwerken hoeft te doen, gedwongen om met het proefwerkweekcircus mee te doen, dan loop je psychisch en fysiek gevaar.
Psychisch, omdat je je in allerlei bochten moet wringen om ervoor te zorgen dat het proefwerk zo leraarvriendelijk mogelijk is, want anders komt gevaar nummer twee al snel om de hoek kijken: wie 20 klassen heeft – wat geenszins onmogelijk is bij lesuren van 40 – 50 minuten en een volle baan – zit tot laat op de avond zich wezenloos te werken aan het doorploegen van honderden proefwerken van leerlingen met slechte handschriften.

Er zijn verschillende mogelijkheden om er iets aan te doen.

1. Zorg voor docentvriendelijke proefwerken
Bovenstaande is jaren onze werkelijkheid geweest. Creatief als we waren hebben we er het een en ander op verzonnen. We hebben ons suf gezocht naar een model om leraarvriendelijke proefwerken te maken. Tenslotte hebben het gevonden in een door ons toen al zeer betreurd model: we maakten een proefwerk
met reeksen van steeds 10 goed/foutzinnen
Waarbij we niet met ABBAAABBBA werkten, want dat kost ook hopen tijd om na te kijken
Maar steeds een al dan niet bestaand woord als goed antwoord hadden, bijvoorbeeld ZINKPUTTER. Met een oogopslag kon je dan zien wat de leerling fout had gedaan, wat de snelheid van het nakijken zeer verbeterde. We hadden in het algemeen een serie van 120 goed-foutzinnen, waarbij 40 fouten een 6 opleverde.
In noodsituaties kon je dit werk ook uitbesteden aan een lieftallige echtgenote of studerende zoon of dochter, die gezellig langs kwam.

Bij dit model dat ons door de moeilijke tijden heeft geholpen zijn de volgende opmerkingen te maken:
Leraarvriendelijk blijkt vaak leerlingonvriendelijk te zijn. Goed-foutzinnen moeten goed gelezen worden, zijn taalgevoelig, toetsen zijn zeer eendimensionaal, want bijna uitsluitend reproductief. Goede leerlingen worden in de maling genomen, slechte leerlingen worden bevoordeeld.
Goed-foutzinnen zijn van de andere kant relatief gemakkelijk, in die zin dat weinig leerlingen onvoldoendes hebben, maar er ook nooit een dikke negen of tien valt. Subtiele accenten in een zin worden snel over het hoofd gezien.
Probleem is ook dat je een toetsonderdeel moet hebben waar veel feiten over te vragen zijn, anders wordt het een gekunsteld geheel dat de leerlingen snel doorzien.
Het kan moeilijker gemaakt worden door twee zinnen aan elkaar te koppelen en vier mogelijkheden aan te bieden. A is goed, B is fout, A is goed, B is goed, etc. Deze manier vraagt meer detectivewerk van de leerling, want zhij moet op zoek gaan naar de feitelijke correctheid in twee zinnen. De gemiddelde cijfers bij deze vorm zij meestal stukken lager. De gemiddelden hierbij zijn bijna altijd lager dan bij een traditioneel openvragenproefwerk.
De leerling kan gemakkelijk gokken, wat meestal een vijf oplevert, Als je alle linkerantwoorden neemt, kom je op een laag cijfer, maar nooit lager dan een 4. Docenten hebben immers de neiging de goede en foute antwoorden af te wisselen, wat de leerlingen kansen geeft. We zitten niet zo in elkaar dat we een hele rij linkse letter goed maken en de rechtse fout. Leerlingen gaan denken dat al zoveel linkse antwoorden gegeven zijn, er ook een aantal rechtse gekozen moeten worden. En ze veranderen hun antwoorden op grond van de veronderstelde wetmatigheden van de docent.
Iets minder docentvriendelijk is de combinatie van goed-foutzinnen en enkele open vragen, die veel leeswerk vragen en korte gemakkelijk na te kijken antwoorden opleveren.
De school geeft bij ons ook steeds aan dat de leerling de hele proefwerktijd aan het werk moet blijven, dus zorg voor voldoende werk, is de terugkerende oekaze van mensen die zelf geen correctiewerk hebben. Maar dan blijft wel staan dat alles wat je extra geeft ook nagekeken moet worden. Een alternatief is dan om een kruiswoordpuzzel of woordzoeker te maken, die als bonuspunt ingevuld moet worden, bijvoorbeeld met materiaal uit vorige onderwerpen of jaren.

2. Pleit bij de directie op didactische en technische gronden om de klassen te clusteren zodat je per half jaar de helft van het aantal klassen hebt.

3. Pleit voor niet-deelname aan de proefwerkweek voor levensbeschouwing.

Een mogelijke brief van de sectie aan de schoolleiding

Beste schoolleiders,

De sectie levensbeschouwing heeft het volgende vastgesteld. Aangezien iedere proefwerkweek levensbeschouwing wordt opgenomen in het rooster kijkt de gemiddelde docent levensbeschouwing tegen een vracht correctiewerk aan, die ertoe leidt dat zhij gemiddeld drie keer zoveel tijd kwijt is aan correctiewerk dan collegae die en een klas meerdere uren per week hebben en of eindexamenklassen hebben.
Maken we een rekensommetje: 26 klassen van gemiddeld 25 leerlingen levert 650 proefwerken op die nagekeken moeten worden. Als een proefwerk nakijken gemiddeld 4 minuten kost – krap bemeten – kijkt de docent ruim 43 uur na, daarbij het invoeren van punten en het vaststellen van rapportpunten niet meegerekend.

We willen graag met u van gedachten wisselen over de mogelijkheden die we zien om iets aan deze onverkwikkelijke situatie te doen. We hebben voor onszelf drie mogelijke scenario’s opgesteld.

De situatie handhaven zoals die is en van de sectie accepteren dat ze docentvriendelijke proefwerken maakt. Proefwerken die de helft van de reguliere correctietijd vragen kosten minder arbeidstijd. Een tweede mogelijkheid is om de proefwerken via de computer te laten afnemen, zodat de correctie ook digitaal gebeurt.

Docentvriendelijke proefwerken zijn meestal alleen maar reproductieproefwerken, wat niet de bedoeling van de sectie is. Technisch zal het niet mogelijk zijn om alle leerlingen van een bepaald jaar of afdeling tegelijk achter de computers te zetten.

Vandaar dat dit scenario niet onze voorkeur verdient.

De klassen clusteren
De werkdruk kan ook verminderd worden door de klassen zo te roosteren dat elke klas een half jaar twee uur per week levensbeschouwing krijgt, zodat in de proefwerkweek de helft van het aantal klassen bevraagd en gecorrigeerd moet worden.

Deze keuze zou zeker soelaas bieden, maar de sectie begrijpt ook dat roostertechisch een en ander moeilijk kan liggen en voor technische problemen kan zorgen. Vandaar onze voorkeur voor scenario 3.

Levensbeschouwing gaat uit de proefwerkweek
Kijken we naar de doelstelling van het vak levensbeschouwing, dan zouden we die kunnen omschrijven als ‘bijdragen aan de levensbeschouwelijke en ethische ontwikkeling van de jongeren zodat de voorwaarden geschapen worden om tot mensen met een eigen verantwoorde levensbeschouwing uit te groeien’.

Dat gebeurt ons inziens niet door de leerlingen feiten aan te leren en die te toetsen, maar hen uit te dagen na te denken over die feiten, zich af te laten vragen wat die feiten voor hen betekenen en daarover op de een of andere manier te reflecteren.
Reflectie vindt niet plaats binnen de setting van een proefwerkweek, waar stress e.d. de boventoon voeren, Reflectie-opdrachten zijn derhalve ongewenst in de proefwerkweek.

Scenario drie heeft diverse voordelen:
De docent kan zijn werkzaamheden over het jaar verdelen. Hij kan -niet gehinderd door de hete adem van de proefwerkweek – relevante opdrachten voor de leerlingen formuleren die deze in zijn eigen tijd zonder stress kan maken.
De leerling zal meer waardering voor het vak levensbeschouwing krijgen, omdat hij in de gaten krijgt dat werken aan relevante opdrachten meer voldoening geeft dan het maken van proefwerken die vooral op reproductie zijn gestoeld.
De ouders krijgen meer waardering voor het vak omdat ze zien dat het reflecteren van hun kinderen positief uitwerkt in hun volwassenwording
Laten we de leerlingen aan het eind van hun levensbeschouwelijke loopbaan op school een totaalreflectie schrijven op wat zij de afgelopen 5 jaar aan levensbeschouwelijke opdrachten hebben gemaakt, dan zal de overgrote meerderheid tot de conclusie komen dat het vak levensbeschouwing voor hen zin heeft gehad.
De directie weet dat de sectie de kwaliteit zal bewaken door haar accent op relevante opdrachten, die van leerlingen meer vragen dan reproductie, zodat de zorg van de schoolleiding ten aanzien van de kwaliteit van het onderwijs in ieder geval een sectie minder betreft.

In de hoop op een vruchtbare gedachtewisseling,

,,,,,,

Tweede deel KSE-mavo brugklas

Sinds de collegae van de KSE in de nieuwe lessentabel onverwacht twee volle uren van 60 minuten in de schoot geworpen kregen voor de brugklas – zij het alleen de mavo-brugklas, niet de andere; die blijven 1 uur per week houden – zijn we voortvarend aan de slag gegaan om van de nieuwe situatie te profiteren en te mikken op een curriculum, dat specifiek voor de mavoleerling bedoeld is.
Twee uur per week vreet materiaal, vandaar de beslissing om een boekje te maken dat de eerste helft van het jaar zo bestrijken om in de daarmee gewonnen tijd aan de slag te gaan met een ontwerp voor de tweede helft van het schooljaar.
Dat tweede boekwerk is nu klaar en omvat de volgende inhoud:
Levensbeschouwelijk dagboek
Wat geloof ik?
5.1. Algemene inleiding
5.2. Geloven
5.3. De mensen van het boek
5,4. Hindoeïsme
5.5. Boeddhisme
5.6. Niet-godsdienstige levensbeschouwingen
5.7. In God geloven
5.8. Levensbeschouwelijke vragen en antwoorden vinden we in films.
[Het tweede boek begint met hoofdstuk 4, omdat we in het eerste deel drie hoofdstukken aan de orde hebben gesteld en het de bedoeling is om volgend jaar van de twee deeltjes een boek te maken!]
Wie de inhoud wil doorbladeren kan dat zoals met alle andere boeken doen door te surfen naar http://www.uitgeverijwvdoever.nl/projecten/tdgo2-ksemavo .

Wanneer is je klaslokaal achteropgeraakt?

De ontwikkelingen in het onderwijs gaan erg snel. Er is de afgelopen tien jaar meer in onderwijsmogelijkheden veranderd dan de dertig jaar daarvoor. Het betekent dat docenten de vinger aan de pols moeten blijven houden om bij te blijven bij de veranderingen die zich aandienen. Een Amerikaanse weblog over the teacher learning community heeft zeventien tekens dat je klaslokaal in de tijd is achtergebleven bijeengezet. Een mooie lijst om voor jezelf na te gaan, waar je wel en waar je nog niet geslaagd bent. En tegelijk ook om er kritisch naar te kijken. Want hoezeer ik de moderne technische mogelijkheden ook omarm, tot mijn allerlaatste les heb ik van bord en krijt en borstel gebruik gemaakt. En wat lees ik als teken drie:
3.)  You still have chalk.  Or a Dry Eraser.
So what!

De lijst:
1.)  Your students turn in their homework on printed paper…instead of digitally. 
2.)  For poster assignments, your students need glue, construction paper, and scissors… instead of using an online tool like Glogster.
3.)  You still have chalk.  Or a Dry Eraser.
4.)  You try to pull up a web resource on your computer to show the class and you receive a “This website has been blocked” message.
5.)  You cross your fingers every time you try to connect to the network to access the internet.
6.)  You don’t get interrupted by a cell phone ring, text message, or tweet alert at some point during the school year.
7.)  You spend most of your class time lecturing students… rather than getting them collaborating and learning from each other.
8.)  You have a set of Encyclopedias.
9.)   You consider using a PowerPoint presentation as satisfying the need to integrate technology in the classroom.
10.)  You create more content than your students do.
11.)  Your students aren’t teaching you something new (likely about technology) at least once a day.
12.)  You don’t have a classroom website or blog to post class information, homework assignments, and parent information online.
13.)  You don’t have a classroom set of computers, netbooks, ipads or other device for group work.
14.)  You don’t find at least one thing to call the IT department about every week. 
15.)  A student has never requested to complete a project using a new digital tool you’ve never heard of.
16.)  You’ve never used or heard of:  Collaborize Classroom, Prezi, Evernote, Glogster, MyFakeWall, Typewith.me, Storybird, JayCut, Wordle, or Tiki-Toci. 
17.)  You’ve never attended a FREE SimpleK12 webinar or joined the Teacher Learning Community.
Wie verder wil snuffelen op deze webstek of een commentaar wil plaatsen:
http://blog.simplek12.com/education/17-signs-your-classroom-is-behind-the-times/

Frank Bosman in de klas

Het is altijd interessant om bij een ander in de klas te kunnen kijken. Dat was mogelijk door een reportage in Trouw van Monic Slingeland in Trouw van 2 februari 2012. Enigszins verbaasd over het artikel was ik wel. In mijn ogen is het al vele tientallen jaren de gewoonte om waar mogelijk mensen van een bepaalde levensbeschouwing uit te nodigen en die in contact met de leerlingen te brengen. Als de gast goed gekozen is, kan die inderdaad een kijkje in de binnenkant van een levensvisie geven. Als de gast een verkeerde keuze is, dan maakt zhij meer kapot dan goed en was de docent beter uit geweest met een goede documentaire over dezelfde levensvisie.
Vermoedelijk was niet de werkvorm, maar de gast de reden waarom Trouw Slingeland een hele pagina ‘filosofie en religie’ ter beschikking stelde. De les zou gaan over het katholicisme van de “meest spraakmakende theoloog van 2011”, Frank Bosman.

Blijkbaar is de afstemming tussen docent levensbeschouwing en de gast niet denderend geweest, want driekwart van het artikel gaat over wat de gast meegebracht heeft aan eigen inbreng. Het gaat driekwart over Facebook, Twitter, South Park, vriendschap, maar nauwelijks over de katholiciteit van de gast. Citaat: “Vlak voor de bel gaat kunnen de leerlingen nog twee vragen stellen….”

Als Bosman binnengehaald was om te laten zien wat de levensbeschouwelijkheid van zaken als South park, Facebook en Twitter kan zijn, had hij keurig zijn ding gedaan. Als je wordt binnengehaald om te praten – in dialoog graag – over zijn christen of katholiek zijn, zijn alle aandachttrekkers als South Park en was dies meer zij alleen maar afleiders van waar het werkelijk om gaat.
Zo zie je maar weer hoe belangrijk het is om te weten waar je heen wil met je les en dat superduidelijke afspraken met gasten een conditio sine qua non zijn. Voor je het weet, zijn ze er met je les vandoor.

Lady Gaga en Judas

Was het in 2005 Madonna die zelfs een proces aan haar broek kreeg van opgewonden SGP-jongeren, omdat ze hangend aan een kruis tijdens haar Confessions Tour haar lied ‘Live to Tell’ gezongen had, de afgelopen maanden hebben even opgewonden fatsoensrakkende christenen weer te stellen gehad met Lady Gaga, die juist haar album ‘Born This Way’ had uitgebracht en waarbij een clip gemaakt was bij het lied ‘Judas’.

We zien daarin de apostelen als een groep motorrijders met Gaga als Maria Magdalena achterop bij Judas naar de stad gaan. De tekst van het lied is hier te vinden:
http://www.metrolyrics.com/judas-lyrics-lady-gaga.html

OP de volgende webstek wordt het album onderzocht naar zijn ‘religieuze’ verwijzingen.
http://idolator.com/5872501/lady-gaga-born-this-way-religious-references
De diverse teksten van het album krijgen een ‘holy rating van 0 tot 5 kruizen. En er zijn maar weinig songs die het zonder kruis moeten stellen.

Lady Gaga zegt zelf een religieus en spiritueel persoon te zijn die bezeten is van religieuze kunst. De schrijver op de genoemde webstek: “In bijna ieder lied op dit nieuw album geeft de popster een hint naar of verwijst openlijk naar haar boodschappen van liefde, geloof en devotie door middel van religieuze beelden en metaforen. Hoe kun je anders verwachten van iemand die 13 jaar op een katholieke school zat?”

Ik heb de beelden van de clip naast de tekst van het lied gelegd en voor mezelf vastgesteld dat een tekst als: “Jesus is my virtue, and Judas it the demon I cling to’ heel duidelijk de spagaat van ons mensen weergeeft, We willen graag het goede doen, maar dat andere is o zo verleidelijk.

Mijn probleem met zulke songteksten en dit clips is dat complete verhalen gecomprimeerd worden in fladderende zinnen en snelle beelden, waardoor het voor mij moeilijk wordt om de werkelijke betekenis te pakken te krijgen. Ik ga er van uit dat woorden en beelden niet zo maar gebruikt worden, dat ze een betekenis hebben en met een bepaalde reden opgenomen zijn.
Worstelend met de tekst kom ik er bijvoorbeeld niet achter wat ik met de volgende strofe moet:
In the most Biblical sense,
I am beyond repentance
Fame hooker, prostitute wench, vomits her mind
But in the cultural sense
I just speak in future tense
Judas kiss me if offensed,
Or wear ear condom next time

Ook de koppeling van de tekst aan de beelden van de clip levert me in dit geval niets op.

Als je de beelden van de clip analyseert, dan zie je als grondpatroon het lijdensverhaal, waar Judas Jezus verraadt, maar tegelijkertijd doemen er tussen het dansen door nog zoveel beelden op dat ik me voortdurend afvraag hoe die te plaatsen of te verklaren.
In het uur dat ik met tekst en muziek ben bezig geweest zijn er te weinig zaken op hun plaats gevallen. Maar misschien moet je zo’n clip gewoon met de tekst ernaast – of misschien zelfs zonder tekst – aan de leerlingen laten zien en hen vervolgens laten opschrijven wat ze gezien hebben en wat ze er voor betekenis aan gegeven hebben.
Als een collega het al wel gelukt is, houd ik me aanbevolen voor een sprekende uitleg!

Reacties na de laatste lesdag

Kort nadat ik op facebook verslag heb gedaan van het feit dat donderdag 19 januari mijn laatste lesdag was, reageerden collega’s en oud-leerlingen op soms heel onverwachte wijze. Ik kan niet anders dan erg dankbaar zijn voor al die mensen die de moeite hebben genomen om aan te geven dat ze mijn lessen op de een of andere manier gewaardeerd hebben. Heel veel dank daarvoor. Hieronder de verschillende stemmen:

J.S.: Ik heb van uw lessen genoten! Geniet van je laatste dag!

H.A.: Dat waren interessante lessen! Dank u 🙂

S.B.: het einde van een tijdperk!

S-F,: Je verdient minimaal zo’n laatste lesdag!

M.S.: Hopelijk heeft u genoten van deze dag!

F.B.: De laatste werkdag van je leven moet toch mijlpaal zijn in het leven. Kijkend naar de foto’s moet het een mooie dag geweest zijn. Geniet van het (verdere) leven!

R.d.V.: Was een leuke laatste les! 🙂

M.S.: Van harte gefeliciteerd met het bereiken van uw pensioen. Ik hoop dat de komende tijd u een hoop moois mag brengen.

S.d.M.: Dat er nog maar veel levensvragen beantwoord mogen worden tijdens het genieten van het pensioen!

R.B.: een verlies voor het onderwijs, geen leugen.

D.K. : Geniet van uw welverdiend pensioen 😉 en toch nog bedankt voor de lessen, heb er toch wel wat van geleerd 😉 wilde ik toch nog zeggen nu het nog enigszins relevant is.

C.v.N.: Geniet van uw pensioen! U zal zeker gemist worden;)

C.B.: We zullen je missen. En daar is geen woord aan gelogen. Maareh: ik heb geen liedje gezongen? 38,5 jaar moet toch goed zijn voor minimaal vier liedjes!

M.v.d.V.: Geniet van uw pensioen! Ik kan me sommige van uw lessen nog goed herinneren na 20 jaar.

G-J. W.: End of an era.
The teacher that made me think hardest and deepest has taught his last period. The colleague that made me question and ponder has put on his cap, taken his bike and cycled home.

Now: reading, writing, gardening and probably loads of other clever stuff.

I bow my head and say goodbye.

N.N.: Ben ook nieuwsgierig….;-) Hopelijk hebben wij er ook les van gehad…

G-J. W.: Wim Mathijssen. Eén van de beste docenten die ik ken. En tegelijkertijd af en toe controversieel: mooie combinatie. En let op: vervelende opmerkingen over Wim verwijder ik gewoon. Be warned.

J.v.G.: Nou maar die kennen we nog wel van Maatschappijleer, met z’n pretogen:-) sympathieke vent.

P-R.: En of we die nog kennen! Waren mooie lessen en het controversiële kan ik me ook nog herinneren 😉 Kon dat achteraf alleen maar waarderen.

W.D.: Sinds wanneer is eigenlijk de J verdwenen, tussen Wim & Mathijssen? 🙂
Niettemin: veel geleerd van de beste man. Heb je toevallig een adres, opdat ik ‘m een kaartje met gelukwensen kan sturen?

F.B.: ik heb nog steeds al mijn levensbeschouwing-schriften en opdrachten van alle jaren. Alle andere vakken vond ik niet de moeite waard te bewaren, maar ik vond mijn creaties van levensbeschouwing te bijzonder om weg te doen.

R.v.M.: meneer mathijssen. Ik vond uw lessen altijd heel leuk en interessant. De meest bij gebleven les van mij is toch echt de les dat je jezelf moest tekenen en dat het blad dan door heel de klas ging. U stelde dan vragen en steeds moest je antwoord geven over de persoon die je voor je op het blad had. Nooit gedacht dat een klas mij zo kon raken (op een positieve manier)! Denk nog vaak terug aan deze en andere lessen van u.

Y. G.: Meneer Mathijsen, ook ik heb het altijd ervaren als goede lessen! Levensbeschouwing kreeg een leukere dimensie dankzij u lessen! Waaruit ook mij passie voor het onderwijs is ontstaan! Zeker de foto in de boekjes komt nog regelmatig voorbij. Tegenwoordig zelf ook voor de klas en zie hoe de leerlingen en de omgang ermee is, je kan er zeker van genieten! Ik wens u veel geluk! Groeten Y

T.M.: Het is alweer een hele tijd geleden (+- 12 jaar), maar nog steeds komen uw epische lessen en gedachtenspinsels in mijn gedachten voor. Ik heb ontzettend genoten en nog meer geleerd in de jaren dat ik levensbeschouwing van u kreeg. Hulde, hulde, hulde!

I.Z.: Beste meneer Mathijsen, u en uw lessen hebben een heel grote rol gespeeld in mijn studiekeuze voor Wijsbegeerte. Ik voel me zo ontzettend thuis bij deze studie, dat ik u daar erg dankbaar voor ben. En tijdens mijn stage heb ik ontdekt dat uw manier van lesgeven mij ook inspireert wanneer ik dat zelf probeer te doen. (Erg open en toegankelijk, speels.) En ook ik heb al mijn levensbeschouwelijke creaties bewaard. Hartelijk bedankt en een veel fijne rust gewenst!

M.v.d.V.: Creativiteit in mijn schrijven/denken kwam in uw lessen naar voren… Is me altijd bijgebleven dat u me dat vertelde!

E.L.: Ja, Ook ik heb mijn schriften en collages nog, en de wijze lessen in mijn hoofd. Vergeet de lol met sjakie en de chocoladefabriek niet!

Y.S.-F: Jep, ook hier alle schriften weggegooid, behalve die van levensbeschouwing, en tekenen. Ik heb nog een afspraak staan in mijn agenda op 12 mei 2013. Er zijn van die dingen die je bijblijven…

Ik houd van deadlines

Het lijkt wel of wij mensen geboren worden met een ingebouwde neiging tot uitstelgedrag. Hoe vaak hoor ik niet in de loop van december mensen zeggen: op 1 januari stop ik met roken, ga ik afvallen, minder geld uitgeven, terwijl het enig juiste moment om met een verkeerde gewoonte te stoppen nù is, geen minuut later.
Mijn stelling is dat daarom ook de dood in ons systeem ingebouwd is: als we niet dood zouden gaan, zou er bijzonder weinig uit onze handen komen. Als ik bij een gedachtenexperiment in de bovenbouw vraag, wat zou je doen als je duizend jaar zou worden, is er altijd een stevige minderheid die grapt: “dan zou ik 200 jaar over de middelbare school doen!”.
Het is ook om die reden dat ik van deadlines houd, zelfs en zeker voor mijzelf. Zonder de deadline van deze Keten zou dit stukje misschien nooit geschreven zijn. Ik weet van mezelf dat ik een deadlinewerker ben en daar ben ik niet trots op. Het heeft mijzelf en anderen best weleens in de problemen gebracht. Vandaar dat ik nu op latere leeftijd er alles aan doe om toch enig respijt in te bouwen.

Voor leerlingen lijken deadlines meer op bewuste pogingen van docenten om hen het leven zo zuur mogelijk te maken. Helaas voor hen heb ik daar een andere mening over. Deadlines op de middelbare school zijn uitstekende leermomenten om rampen in het latere leven te voorkomen. Er zijn nu eenmaal altijd grenzen, die anderen mij stellen en waar ik niet ongestraft overheen kan gaan. Een leerling was boos op me, omdat hij een opdracht 16 minuten te laat had ingeleverd en daarvoor twee punten aftrek kreeg. Het was maaaar 16 minuten, etc. “Zo raak ik mijn compensatiepunt voor levensbeschouwing kwijt, meneer!” met een gezicht alsof ik verantwoordelijk zou zijn voor zijn punten. Hoe flauw het ook mag zijn, ik ben niet op mijn beslissing teruggekomen. Ik heb geen zin om de problemen die mensen zelf creëren voor hen op te lossen. Wie op een middelbare school is geraakt, kan rekenen, gemiddeldes berekenen en in zijn agenda schrijven wanneer een opdracht moet zijn ingeleverd. Wie blindelings vertrouwt op de virtuele wereld van internet en vervolgens geen toegang tot Itslearning kan krijgen, leert dan misschien enige ruimte in te bouwen om risico’s voor te zijn. Deze leerlingen kunnen dan grotere problemen later voorkomen door serieus op dit soort grenzen te letten. Als ik mijn belastingaangifte te laat inlever, krijg ik een boete. Wordt er achter mijn tuin een reeks huizen gebouwd, waar ik niet van gecharmeerd ben en waarvoor ik schadeloos gesteld wil worden, dan moet ik de wettelijke termijn om bezwaar te maken in acht nemen, anders kan het me duizenden euro’s kosten. Als je straks in een bedrijf wilt werken en je sollicitatieformulier komt na de datum, die in de advertentie staat, dan heb je het nakijken. En als je in dat bedrijf werkt en je moet tijdig een offerte uitbrengen, kun je naar de opdracht fluiten als je na de gestelde tijd alsnog met een leuke aanbieding komt.
Mijn 16-minuten-te-laatleerling lijkt op die leerling die naar zijn pta-cijfers kijkt en dan ontdekt, dat zhij een 5,4 gemiddeld staat. “Meneer, als u die opdracht wat hoger waardeert, wordt het gemiddelde een 5,45, dat wordt 5,5 en dan krijg ik een 6.” Hoewel ik het 5,45-verhaal volstrekt maf vind – maar ja, het is verordonneerd door de wetgever – gaat het tegen mijn principes in om alweer iemand anders problemen, die hij zelf had kunnen voorkomen op te lossen.
Wie zo graag de grenzen opzoekt, moet ook de risico’s ervan aanvaarden en niet die op een ander afschuiven!