De Bijbel cultureel

De twintigste eeuw is de eeuw van de secularisatie en ontkerkelijking. Daarbij hoort ook dat de bijbel daarmee naar de ramsj gebracht kan worden. Veel mensen denken dat de twintigste eeuw DE eeuw van het atheïsme is geworden.

Niet is minder waar. In de inleiding op het bijna 700 pagina’s tellende en letterlijk zwaar wegende ‘De Bijbel cultureel’ schrijven redacteuren Marcel Barnard en Gerda van de Haar: “Voor de redactie zijn de verrassendste uitkomsten van het onderzoek dat aan het boek ten grondslag ligt, dat bijbels erfgoed prominent aanwezig is in de kunsten van de twintigste eeuw, en dat de dominante opvatting dat het Modernisme (de term wordt hier in zijn breedste zin genomen) de kunsten voorgoed heeft geseculariseerd, slechts een deel van de waarheid is. Zoals men in de sociale wetenschappen heeft moeten vaststellen dat moderniteit en religie elkaar niet behoeven uit te sluiten, zo blijken in de kunsten Bijbel en een modernistische houding elkaar geenszins tegen te houden.”

De redactie heeft zes zwaargewichten met uitgebreide kennis over beeldende kunst, film, theater, klassieke muziek, popmuziek en literatuur aan het werk gezet, wat resulteert in veel artikelen met een diepgaande uitwerking.
In het boek komen 67 trefwoorden aan de orde. Ze zijn volgens de bijbelse canon geordend. Het eerste thema is Schepping en het laatste is ‘Hemels Jeruzalem’. Oude en Nieuwe Testament komen beide naar voren. Lemma 35 is Jezus.

Elk trefwoord heeft drie rubrieken. “Steeds is er een vrij uitvoerige PRESENTATIE van een kunstwerk uit een van de genres, gevolgd door enige korte KARAKTERISTIEKEN van werken uit verschillende genres en door een ESSAY over een breder onderwerp dat door het trefwoord werd opgeroepen. Een voorbeeld. Lemma 30 betreft het twaalfprofetenboek. Allereerst worden ‘The Basement Tapes’ van Bob Bylan uit 1967 uitvoerig gepresenteerd. Vervolgens komen korte verwijzingen naar de beeldende kunst (Pablo Gargallo), film (Andrei Tarkovski), muziek (Francis Poulenc), 8 popsongs over Jeruzalem en een gedicht van Lucebert. Het essay gaat over “Amuseur of boeteprofeet? Cabaret in Nederland”. De twaalf kleine profeten uit het Oude Testament die de heilige huisjes van hun tijd bekritiseerden zijn blijkbaar opgevolgd door evenzovele of meer boetepredikers, die in Nederland, het domineesland, de plaatsvervangende rol van dominee vervullen. Sieto Hoving: “Cabaret is een donderpreek waarvoor de kerkgangers graag het traktement van de dominee willen betalen.”

Het boek stond al enkele maanden in de boekenkast en wachtte op een recensie. Maar elke keer als ik het ter hand name, begon ik te bladeren en flitste van het ene onderwerp naar het andere: een essay over de film “De kanker van het kwaad”, gevolgd door Kain in de popmuziek, de ladder van Jacob in het werk van Marc Chagall, de vaststelling dat nagenoeg elk thema wel popsongteksten vermeldde, de ontdekking dat Gerardjan Rijnders een theatervoorstelling van de Klaagliederen gemaakt heeft enzovoort..

In mijn ogen is het een standaardwerk dat elke docent levensbeschouwing in zijn kast moet hebben en vaak moet inkijken, om te lezen en ook voor de talloze illustraties. Vooral de docenten die in hun opleiding al veel te weinig culturele bagage hebben meegekregen zullen smullen van de ontdekkingen dat het nog lang niet gedaan is met de bijbel in de kunst. Het boek moet niet gebruikt worden om de leerlingen weer bijbelvast te maken, maar de vele voorbeelden maken het ook de ongelovige jongere duidelijk dat je niet om het boek der boeken heen kunt, als je iets van de westerse cultuur wilt begrijpen.
Het boek doorbladerend kom je allerlei gekke, diepgravende en triviale wetenswaardigheden tegen, die soms heel goed gebruikt kunnen worden in testjes en toetsen. Opdrachten om popsongs, films, boeken te verbinden met de bijbelse bronnen zijn met enige moeite zo te vinden. Kortom, je doet jezelf met dit boek een onuitputtelijke bron van inspiratie cadeau.
[De Bijbel cultureel, uitgeverij Miedema, ISBN 978-90-211-4220-3]